Arrighi (Jean Toussaint Arrighi de Casanova, hertog van Padua), een Fransch generaal, werd in 1779 op Corsica geboren. Hij was vermaagschapt met Laetitia, de moeder van Napoléon Bonaparte en werd eerst adjudant van Berthier. Vervolgens streed hij als kapitein in Egypte en werd bij St. Jean d’Acre zwaar gewond. Bij Marengo werd hij tot escadronschef en bij Austerlitz tot kolonel van de dragonders der garde bevorderd.
Op het slagveld van Friedland benoemde de Keizer hem tot brigadegeneraal, en vervolgens tot hertog, van Padua. In den Oostenrijkschen veldtogt van 1809 streed hij als brigadegeneraal bij Eszlingen en Wagram, organiseerde in 1812 de cohorten en was in 1813 commandant van het 3de cavalleriecorps in Saksen. In 1814 onderscheidde hij zich bij Nogent en Laon. Na den val van Napoléon waagde Arrighi eene vruchtelooze poging om de onafhankelijkheid van Corsica te verdedigen. In 1815 werd hij verbannen, maar in 1820 teruggeroepen, — hij bleef echter aanvankelijk in Lombardije.
Eerst in 1848 keerde hij naar Frankrijk terug, nam er voor Corsica zitting in de Wetgevende vergadering en behoorde tot de aanvoerders der Bonapartistische partij. In November 1849 werd hij benoemd tot directeurgeneraal der posterijen, na den coup d’état van den 2den December 1851 tot lid der consultatieve commissie, in Januarij 1852 tot senator en in December daaraanvolgende tot gouverneur van het Hôtel der Invalieden. Hij overleed te Parijs den 22sten Maart 1853. Zijn eenige zoon, eerst prefect te Versailles, vervolgens staatsraad en senator, erfde den hertogelijken titel.