Androclus is de naam van een Romeinschen slaaf, van wien Seneca en Aulus Gellius het volgende verhalen: omstreeks den aanvang onzer jaartelling ontvlugtte hjj zjjn harden meester, die proconsul was in Afrika, en nam de wijk naar de Libysche woestijn. Hier vond hij in een hol een jammerenden leeuw. Androclus had den moed, hem een doorn uit den voet te halen en alzoo de oorzaak van de pijn weg te nemen, en het dier was hiervoor zoo dankbaar, dat hij zijn weldoener volgde met de getrouwheid van een hond en zijn buit gedurende 3 jaren met hem deelde. Eindelijk werd de slaaf en later ook de leeuw gevangen en naar Rome gevoerd.
De koning der woestijn, in een hok der Arena opgesloten, stuift bij het opengaan der deur op de kampplaats, om zijn tegenstander — een slaaf;— te verslinden. De slaaf ziet geene andere toekomst, dan dat hij onder de klaauwen van het verscheurend dier zal bezwijken; maar dit laatste herkent plotselyk zijn voormaligen weldoener en legt zich kwispelstaartend aan zijne voeten. Keizer Galigula, getuige van dit roerend schouwspel, schonk aan Androclus de vrijheid en daarenboven den leeuw.