Amarantaceën (amarantaceae Lindl.) of kattestaarten. Zoo noemt men eene natuurlijke planten-familie van de groep der kromkiemigen (curvembryonen). De bloemen zijn tweeslachtig of éénhuizig en door drie schutblaadjes omgeven. Het bloemdek is enkelvoudig en droog-vliezig met 4 of 5 blijvende oogen of zaâmgegroeide punten. Het aantal meeldraden is doorgaans 5. Gewoonlijk vindt men er eene één- of veelzadige blaasvrucht. De bloeiwijze is in den regel een digte, langwerpige tros met eene roode kleur. Deze kruiden en struiken behooren eigenlijk in de keerkringslanden te huis. Onderscheidene soorten worden als salade gegeten, zoo als philoxenus vermicularis in Brazilië. Den knolligen wortel van gomphrena officinalis gebruikt men er tegen den beet der slangen, tegen tusschenpoozende koorts enz., en ook de bloemen van den hanekam (celosia cristator L.) onzer tuiniers worden in China en Japan door de geneesheeren voorgeschreven.
Tot die familie behoort het geslacht amarantus, hetwelk eene menigte soorten telt, die in hare bloeiwijze een staartvormig voorkomen hebben. Sommige bezitten roode of roodbruine bladen, zoo als a. hypochondriacus L., die 1/2 Ned. el hoog wordt en met een groenen stengel zich verheft. Deze groeit in Noord-Amerika. Eene andere, a. cruentus L., uit China afkomstig, heeft daarenboven een rooden stengel, a. caudatus of de gewone kattestaart, met donkerroode, overhangende bloemen, is van Indischen oorsprong. Wij geven daarvan in fig. 1 eene afbeelding, waarin wij zien, dat de jongere tak (b) zich boven den eigenlijken top (a) verheft. De plant is in den natuurlijken toestand 4-maal zoo groot. Wij zien hier voorts eene vrouwelijke bloem (c), eene geopende vrucht (d), een zaadje (f) en een doorgesneden zaadje (e). De beide laatste figuren zijn 7-maal, de beide voorlaatste 3-maal vergroot.
Eindelijk zien wij in fig. 2 a. spinosus L. op de helft der natuurlijke grootte. Deze plant heeft doornen aan de oksels der bladen en wordt in Indië als groente gebruikt.