Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-11-2017

Agaricus

betekenis & definitie

Agaricus of paddestoel is een algemeen over den aardbodem verspreid geslacht der vleezige zwammen en telt in Midden-Europa wel 500 soorten. De meesten dragen op een vleezigen steel een zoogenaamden hoed, aan wiens benedenzijde een groot aantal loodregte lamellen of plaatjes zoo bevestigd zijn, dat zij straalsgewijs van den steel naar den omtrek loopen. Deze lamellen zijn bedekt met eene laag van celachtig weefsel (hymenium), waarin de sporen ontstaan, welke de ge-daante hebben van een fijn, gekleurd poeder.

Men heeft de paddestoelen naar de kleur dier sporen verdeeld, en men onderscheidt ze door de paddestoelen op een wit papier te leggen, dat weldra de kleur der uitvallende sporen aanneemt. Zij groeijen gaarne op een humusrijken, vochtigen grond, op blad-aarde en in de schaduw der wouden. Men heeft eetbare en vergiftige paddestoelen. Tot de eersten behoort de champignon (a. campestris), de keizerling (a. caesareus), de eijerzwam (a. cantharellus, alsmede a. deliciosus, a. prunulus, a. mutabilis, a. volemus enz., en tot de laatsten de vliegenzwam (a. muscarius, a. integer, a. phalloides) enz.

< >