Wanneer men twee lijnen trekt, die elkander regthoekig snijden (assen van coördinaten) in een punt O (oorsprong van coördinaten), dan kan men uit een punt buiten die lijnen loodlijnen op die twee lijnen laten vallen, waardoor deelen van die lijnen worden afgesneden, welke tusschen den voet der loodlijnen en O gelegen zijn. Kent men daarentegen de lengte dier deelen, waaruit men de loodlijnen kan oprigten, dan is de ligging van straksgemeld punt bepaald. In de hoogere meetkunde noemt men één dier deelen de abscis en de andere de ordinaat.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk