al - Bijwoord
1. reeds
♢ Hij heeft het al geprobeerd.
2. versterkend
♢ Dat is al te dol!
3. ~ + deelwoord: terwijl, tijdens
♢ Al wandelend kwam hij zijn oude vriend tegen.
al - Voegwoord
1. ook wanneer, ondanks dat
♢ Al is hij nog zo moe, hij blijft gewoon doorgaan.
al - Onbepaald voornaamwoord
1. geheel
♢ Hij probeerde het met al zijn macht.
Woordherkomst
afkomstig van:
Middelnederlands: al
Oudernederlands: al, ol
Germaans: *allaz
Indo-Europees: *al-
Antoniemen
geen
Zie ook
Al, aL, aℓ
Gepubliceerd op 31-10-2017
al
betekenis & definitie