PAP. Op de Benedenw. eilanden de algemeene naam voor omheiningen, die noodig zijn om anderer vee te weren.
Oudtijds werden ze gemaakt van steen, cactus- en pita-planten; thans ook van prikkeldraad. Trankeeren van steen werden in den slaventijd gemaakt van los gestapelde, ruw bekapte kalksteen en komen hoofdzakelijk voor in de nabijheid der kalkrotsen. De aanleg van een cactustrankeeris nog al omslachtig en kostbaar en de trankeer moet jaarlijks ingekort worden juist als een meidoornhaag. Een trankeer van pita (zie aldaar) is uitstekend, onaantastbaar, maar wordt dat eerst na eenige jaren; de aanle weinig kostbaar; bescherming tegen de geiten is daarbij echter noodig. Zoodra de pita uitgebloeid is, sterft ze af en er ontstaat in de anders vrijwel ondoordringbare haag een gaping, die aangevuld moet worden. De huurder van een gouvernements-perceel is verplicht dit te omheinen en gebruikt daartoe elk mogelijk materiaal (zie voorts P.B. 1828 B. no. 127).