Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Pita

betekenis & definitie

PAP. Op de Benedenw. eilanden komen eenige plantensoorten voor, met den naam pita aangeduid, en behoorende tot een der geslachten Fourcroya en Agave, fam.

Amaryllidaceae. Een paar ervan zijn zeldzaam, de anderen komen in belangrijk aantal voor.1o. Pita trankeer of Pita trankera, PAP. Agave Trankeera Trelease, een waarschijnlijk inheemsch gewas met zeer dikke, stijve, lichtgroene bladeren, die langs den geheelen rand scherp gedoornd zijn en één zwaarderen topdoorn hebben; schijnt nimmer last van droogte te hebben. De bladeren, die wel 2 M. lang worden, blijven jaren in denzelfden stand zonder door te buigen. Vermoedelijk op ongeveer 15-jarigen leeftijd schiet in Jan. een dikke bloeipijl op, die stijve, korte takken draagt met hooggele bloemen. In den regel komen er een half dozijn vruchten tot ontwikkeling, verder duizenden bulbillen (seminja, PAP.), in den vorm van een miniatuurplantje met 2 of 3 blaadjes; deze bulbillen kunnen maanden buiten blijven liggen zonder te sterven. Ongeslachtelijke voortplanting door worteluitloopers komt niet voor. Zooals ook de inlandsche naam aanduidt, wordt de plant, vooral in het 2e district, geplant als levende omheining, trankeer. Zij is karakteristiek in het landschap in de oosthelft van Curagao. Het blad bevat geen vezel, althans geen winbare. De afgesneden bladeren worden gebruikt om varkenskotten en heiningen tijdelijk te herstellen. De bloeipijl, een mast van 4 à 5 M. lengte, kaarsrecht, wordt wel opengespleten en de uitgeholde helften worden als goten gebruikt.
2o. Een pita, ingevoerd voor beplanting van Welbedacht, met ongedoornde, tot ruim 2 M. lange bladeren met gekroesde randen; de vezel is tamelijk fijn, blank, niet zeer sterk, het vezelgehalte van het blad laag; de bladeren worden veelvuldig door muizen aangevreten, en dan zijn er geen vezels van voldoende lengte meer uit te verkrijgen.
3o. Een pita (Fourcroya), die overal, doch in gering aantal, voorkomt, ongedoornd is, bladeren van 1 tot 1,4 M. lengte heeft met bruikbare vezel; komt over het geheel

veel overeen met pita pretoe (zie sub. 5o).

4o. Pita mohé of pita blanco, PAP. (Fourcroya), ingevoerd op Welbedacht, bevat een fijne, blanke vezel van geringe sterkte, dus moeilijk winbaar; blad 2 tot 2,4 M. lang, ongedoornd, groen met goudachtigen glans, eenigszins doorschijnend.
5o. Pita machoe of pita pretoe, PAP. (Fourcroya), komt voor op Welbedacht en van veel vroeger reeds op andere plaatsen, o.a. op Jongbloed en Brakkeput Meimei; lijkt bedriegelijk op pita blanco, doch het blad is iets donkerder van kleur en weinig doorschijnend, zonder goudglans; heeft eenige neiging tot maken van randdorens, van welke er soms 2 of 3 op elken bladrand voorkomen. Zoowel pita pretoe als pita blanco hebben soms helder paarsroode randen aan de tophelft der jonge bladeren.

Het blad van de pita pretoe is 1,8 tot 2,1 M. lang; er kan tot 2% droge vezel uit gewonnen worden. De vezel is blank met neiging tot bruin-worden, is vrij sterk, niet zeer grof: waarde in Nederland c.i.f. Amsterdam in 1909 getaxeerd op 26 cts per K.G. Deze soort vormt zelden worteluitloopers en dan niet meer dan 2 of 3 stuks; de cultuur moet dus door bulbillen (8000 a 12000 per bloeipijl) geschieden; de bulbillen zijn zeer donker groen, uivormig, slechts bij uitzondering met een uitstekend blaadje. De bloeipijl treedt eerst op 15 à 30-jarigen leeftijd van de plant op. Deze pita is aan cultuurproeven onderworpen, daar, bij mogelijken tegenslag met de sisalcultuur, hij de aangewezen vervanger is.

Deze soort heeft nimmer last van droogte, bloeit niet zoo spoedig als de sisal (de plant sterft na gebloeid te hebben) en brengt een grooter hoeveelheid blad voort, maar met een lager vezelgehalte terwijl de vezels van veel mindere hoedanigheid zijn. Voor eigen gebruik scheurt de bevolking de bladeren in reepjes, die, in de zon gedroogd, als touw dienen bij den bouw van hutten, bepaaldelijk om het dakmateriaal aaneen te binden.

W.V. Jr.

< >