nabootsing. Hieronder verstaat men het feit, dat dieren en in mindere mate ook planten in kleur of vorm op andere dieren, planten of zelfs levenlooze voorwerpen
gelijken en wel zoo dat het onderscheid tusschen beiden niet onmiddellijk gezien wordt en dus het eene voor het andere kan worden gehouden. Dat eene dergelijke overeenkomst voor het betreffende dier van nut kan zijn, is niet te loochenen, hetzij dat het daardoor aan het oog zijner vijanden kan ontsnappen, hetzij dat de prooi haren belager niet bespeurt; ook kan de gelijkenis met dieren, die gevaarlijke wapenen bezitten, zooals bijen en wespen of met de zoodanigen, die om redenen van smaak of reuk oneetbaar zijn, ten gevolge hebben dat de nabootsers met de nagebootsten worden verward. Omtrent de oorzaken van het ontstaan dezer mimicry loopen de meeningen der natuuronderzoekers zeer uiteen. De meening dat hierbij in hoofdzaak aan teeltkeus moet worden gedacht, tot voor weinige jaren algemeen gedeeld, wordt steeds meer betwijfeld. Als voorbeelden van in het bijzonder in Suriname waar te nemen mimicry noemen wij hier: de wandelende takken, sprinkhanen, die niet van de kokosnooten, waartegen zij zitten, kunnen worden onderscheiden, vlinders, die oneetbare soorten nabootsen, boomkikvorschen, die tusschen de bladeren onzichtbaar zijn, enz. (Zie ook ANURA)
Men raadplege Mr. M.C. Piepers, Mimicry, Selektion, Darwinismus, 2 deelen, Leiden 1903, 1907.
H.J.V.