Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Lichtenberg (Philip Julius)

betekenis & definitie

ook Lichtenbergh en Van Lichtenberg genoemd, gedoopt te Heusden 26 April 1637, overl. April 1678, studeerde te Utrecht en te Leiden in de rechten en behaalde den graad van licentiaat.

In den krijgsdienst getreden werd hij, opgeklommen tot kapitein van een compagnie voetknechten, in 1666, met kapitein De Rama (ook De Raem, De Rame en Van Romen genoemd) aangegesteld tot bevelhebber van de troepen, die onder Krijnssen (zie aldaar) naar Suriname voeren en de kolonie op de Engelschen veroverden. Door de Staten van Zeeland tot gouverneur van Suriname benoemd, vertrok hij, zonder den eed op zijne commissie gedaan te hebben, 4 Dec. 1668 daarheen. Na eenig gewrijf met de Staten van Zeeland keurden de Algemeene Staten de benoeming goed en 16 Febr. 1669 aanvaardde L. het bestuur, na in handen van Krijnssen den eed te hebben afgelegd (Zie KRIJNSSEN). In de nieuwverworven kolonie was de toestand niet bemoedigend; de gevolgen van de plundering door Harman en Willoughby's zoon en van het wegvoeren van vele kolonisten met hun slaven, deden zich ter dege gevoelen. De overgebleven kolonisten waren meer Engelsch dan Hollandsch gezind en velen hunner vertrokken later met hun slaven naar Barbados en Antigoa. Lichtenberg betreurde dit niet, omdat, zooals hij 24 Febr. 1671 aan de Staten-Generaal schreef, de overgroote meerderheid van de vertrekkenden ‘pure schurftige canaille’ was.

Dadelijk na zijne komst stelde L. een ‘Polityeken Raedt’ en een ‘Raedt van Justitie’ in. Beide raden bestonden uit 5 leden, voorgezeten door den Gouverneur. De politieke raad was adviseur van den gouverneur en samengesteld uit Nederlanders. De raad van justitie bestond uit 3 Nederlanders en 2 Engelschen, dit op uitdrukkelijk verlangen van de Staten van Zeeland. Daarop werd de wetgeving ter hand genomen en werden achtereenvolgens uitgevaardigd wetten omtrent ‘Erfenissen, voogdschap ende voogdije’, Publijcke acten en ‘de Instrumenten’ benevens ‘Criminelle en Penaale.’ De criminelle wetten kenmerkten zich door door groote gestrengheid; de ‘hooge Crimen’, waartoe ook slaan van ouders en diefstal van vee behoorden, werden met den dood gestraft; evenzoo overspel tusschen gehuwde personen; tusschen gehuwden en ongehuwden had het voor de eersten de doodstraf ten gevolge, voor de ongehuwden een ‘swaere ende rigoureuse’ straf.Paramaribo was toen reeds de zetel van het bestuur, maar somwijlen hield de gouverneur met zijn politieken raad ook zitting in het stadje Thorarica (Zie aldaar). Omtrent de indeeling der kolonie zie DIVISIEN.

Ziekte noodzaakte hem zijn ontslag te vragen; hij stelde evenwel zijn vertrek uit om James Bannister (Zie KRIJNSSEN) c.s. als afgezanten van den Koning van Engeland af te wachten en met hen te overleggen hoe de Engelsche planters met de minste verliezen van hunne plantages konden afkomen. In Maart 1671 legde hij het bestuur neer. Bij het vernemen van Lichtensberg's vertrek, drukte onze gezant te Londen, Boreel, in een brief aan de Staten van Zeeland, daarover zijn grooten spijt uit en door de kolonisten werd hij ‘een genereus en verstandigh heer’ genoemd. Toen hij 25 Maart '71 via Tabago huiswaarst ging, kon vrijwel gezegd worden, dat er een betrekkelijke te vredenheid heerschte. De ongewenschte elementen waren vertrokken. In Nederland teruggekeerd trad L. weder in den krijgsdienst, maar hij bleef de koloniale adviseur van de Staten van Zeeland.

Bronnen. Archivalia. Zie voorts: Hartsinck, Beschr. v. Guiana, Amst. 1770. - C.A. van Sypesteyn. Geschiedk. Aanteekeningen (Tijdschr. West-Indië, 1855). - Wolbers.

Gesch. v. Suriname, Amst. 1861. - H. van Breen. Geschiedk. schets der in bezitname van Suriname. (Tijdschr, voor Gesch., Landen Volkenkunde, Gron. 1906, 21e jaarg). - Nieuw Nederl. Biogr. Woordenb. Leiden, 1912, waar verdere bronnen vermeld zijn.

< >