Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Thorarica

betekenis & definitie

ook geschreven Torarica, Tararico, Teorarica, Thoxaica, Toerarika, Toorarica, Torarica en Torrica, een naam waarschijnlijk van Arowakschen oorsprong. De plaats lag aan de linkeroever der Suriname-rivier, waar men thans de plantage Waterland

vindt. Marshall bouwde in 1630 daar een blokhuis. De kort daarna uit Holland en Italië gekomen Joden vestigden zich niet ver van het dorpje, dat bij het blokhuis ontstond. Ten tijde van Willoughby's volkplanting was Thorarica de hoofdplaats van Suriname, dat toen in ‘parishes’ verdeeld was. Thorarica lag in de parish St. Bridget, Santo Bridges of Sinto Bridges en telde een honderdtal woningen, een gouvernementsgebouw, Parhamhouse genoemd, een kapel en waarschijnlijk ook een synagoge (zie ISR.

GEMEENTEN). George Warren, die ten tijde van Byam (zie aldaar) de kolonie bezocht, schrijft, dat de plaats lag aan ‘een heel fraye Baye ofte Haven, groot en wijt genoech voor hondert Scheepen’. Nade verovering van Suriname door Krijnssen werd Paramaribo de zetel van het bestuur, maar Lichtenberg (zie aldaar) hield somwijlen met zijn politieken raad zitting in Thorarica. Van Dec. 1697-Aug. 1699 stond de Herv. gemeente van het plaatsje onder Ds. Bernhart ter Maath. Deze overleed in 1799 en in Juli 1700 werd de gemeente met die van Paramaribo vereenigd.

Herlein maakt geen melding van het plaatsje, dat evenwel geteekend is op de bij zijn boek gevoegde kaart van A. Maars. Volgens Hartsinck lag er ten tijde van den inval van Cassard in 1712 (zie BRANDSCHATTING) nog een bezetting. Thomas Pistorius, wiens boek in 1763 verscheen, vermeldt van Thorarica: ‘hetzelve is mede van gering aanzien; wordende meerendeels bewoond van Arbeidslieden, Planters en Joden.’ Een der divisiën (zie aldaar) waarin Suriname verdeeld was, heette tot 1863 Thorarica.

Litt. George Warren, Een onpartijdige Beschr. v. Surinam, Amst. 1669 J.D. Herlein, Beschr. v.d. Volkpl. Zuriname, Leeuwarden 1718. - Thomas Pistorius, Korte en Zakelijke Beschr. v.d. col. v. Zuriname, Amst. 1763 - Mr.

J.J. Hartsinck, Beschr. v. Suriname, Amst. 1770. - Essai hist. sur la col. de Surinam, Paramaribo 1788. - Jhr. C.A. van Sypesteyn, Beschr. v. Suriname, 's Gravenh. 1854. - C. van Schaick, Proeve van of bijdr. tot de gesch. vooral der Herv. Kerk in Suriname (Tijdschr.

West-Indië, Haarlem 1855). - James Rodway and Thomas Watt, Chronol. History of the Discovery and Settlement of Guiana, Georgetown, 1888. - H. van Breen, Gesch. schets der inbezitname van Suriname (Tijdschr. v. Gesch., Land- en Volkenk. Gron. 21e jg. 1906.).

< >