Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Krijnssen (Abraham)

betekenis & definitie

ook Crijnssen of Quirijnssen (niet te verwarren met den gelijknamigen kapitein ter Zeeuwsche Admiraliteit, van 1645 tot zijn overlijden in 1648 equipage- en ammunitie-meester te Vlissingen, achtereenvolgens gehuwd met G. Verhelle en S.

Sterthemius) was vermoedelijk de zoon van dezen en in 1665 kapitein ter admiraliteit van Zeeland op het jacht ‘Prins te Paert’. Na zich onderscheiden te hebben in de zeeslagen van het volgende oorlogsjaar werd hij - in plaats van vice-adm. Bankert, toen tot luit.-adm. van Zeeland bevorderd - aangewezen als vlootvoogd tot het houden van een ‘raid’ naar de West-Indiën, waartoe Pieter de Huybert reeds in Mei 1666 Johan de Wit had geraadpleegd, maar waarvan de eerstgenoemde raadpensionaris, namens de Staten van Zeeland, de leider bleef. Het doel was den Engelschen ginds zooveel mogelijk afbreuk te doen en de belangen der Zeeuwsche plantage-eigenaren te bevorderen. Den 30en December van het jaar 1666 zeilde A.K. van Vere uit, als ‘commandeur’ van 7 vaartuigen, n.l. de ‘Zelandia’ (‘van 34 st. en met 150 koppen gemonteert’) als vlaggeschip, de ‘West-Cappel’ en de ‘Zeeridder’ van gelijk charter, resp. door Simon Loncke en Pieter de Mauregnault gecommandeerd, het jacht ‘Prins te paert,’ kapit. Salomon le Sage, de hoekerboot ‘Wester-Souburgh,’ kapit.

Rochus (Roys) Bastaert, de ingehuurde fluit Aerdenburg als victualieschip, en een snauw, als adviesvaartuig. Het aantal opvarenden zal omstreeks 700 man bedragen hebben, waarvan 225 soldaten der landmilitoe onder de kapiteins Philip Julius Lichtenbergh en Maurice de Rame met 2 luitenants, 3 vendrigs en 2 ‘commandeurs.’ (asp.-vendrigs). Ter versterking dier macht werd hem in Januari 1667 nagezonden de ‘Visschersherder’, kapitein Boudewijn Ceuvelaer, met het fregatje ‘Winthont’ en de snauw ‘Paragon d'Alette,’ welke evenwel eerst na de verovering van Suriname daar aankwamen, maar waardoor het aantal (kleine) slagschepen op vier werd gebracht.Het eskader van A.K. verloor in de golf van Biscaje den snauw, maar kaapte, na langs de kust van Marokko geloopen te zijn, bij de Canarische eilanden, een dergelijk lersch vaartuig, zoodat hij met 7 zeilen Cayenne aandeed, waar de heer De Lézy, broeder van den later te noemen De la Barre, gouverneur was, en na op de kust nog een scheepje uit Nieuw-Engeland genomen te hebben, zeilde onze commandeur 26 Februari 1667 de rivier de Suriname op, heesch de nationale vlag en eischte voor de Staten van Zeeland van den gouverneur William Byam de onmiddelijke overgave van het (houten) Willoughby-fort bij Paramaribo. Deze weigerde met beslistheid, maar kon het slechts 24 uren volhouden. Op Zondag 27 Februari liet A.K. zijne schepen vlak bij het fort ankeren en terwijl het geschut dit onder vuur nam, landden de soldaten even boven de versterking, die aan de landzijde het zwakst was en die na eenige uren in ons bezit raakte, met verlies van

slechts één man. Byam capituleerde en verkreeg eervollen aftocht. A.K. herdoopte het fort in ‘Zelandia,’ heesch er de prinsevlag, legde er een bezetting van 125 soldaten met 15 stukken geschut in en stelde kapitein Maurice de Rame als ‘commandeur’ van Suriname aan; want, nadat Byam had ingezien, dat verdere tegenstand wegens de oneenigheid der kolonisten nutteloos was, had ook de overdracht van de geheele kolonie plaats bij tractaat van 6 Maart. Hierbij werden niet alleen de plantages van Lord Willoughby of Parham, den eigenaar der kolonie, persoonlijk toebehoorend verbeurd verklaard, maar ook die zijner landgenooten, die in het moederland woonden en ze door administrateurs lieten beheeren. Onder verzekering, dat zonder onderscheid aan alle blanken gelijke rechten zouden worden toegekend, eischte A.K. van elken Engelschman den eed van trouw aan de Staten van Zeeland maar veroorloofde aan iedereen, die niet wilde blijven, te vertrekken, na zijne plantage verkocht te hebben; het Engelsche garnizoen werd naar Barbados, de residentie van Lord Willoughby, ingescheept. Alleen werd een brandschatting van 100000 pond suiker opgelegd, een waarde van omstreeks 10000 gld. vertegenwoordigend.

Vernemende, dat de commandeur Matthijs Bergenaer door beleidvol optreden, zoowel zijn eigen kolonie Berbice als Essequibo en Paumeron (Nieuw-Zeeland met Nieuw-Middelburg), uit de handen der Engelschen wederom had gered, zond A.K. kapitein Ceuvelaar met zijn schip naar Berbice, om met Bergenaer in overleg te treden over aanvulling der bezetting enz. en met gelijke opdracht Salomon le Sage en Roys met hunne schepen naar Essequibo en Paumeron. Na beheerders over de verbeurd verklaarde plantages te hebben benoemd, alsmede een aantal ambtenaren en een Raad van justitie te hebben aangesteld en allen, met de hulp van Lichtenbergh, zijne rechterhand, van instructies te hebben voorzien, verliet A.K., de ‘Westcappel’ en een licht vaartuig achterlatend, met de rest zijner schepen Suriname, om zich 20 April met de ‘Visschersherder’ voor de rivier van Berbice te vereenigen, ter voortzetting van den tocht naar Tabago, dat door de Franschen op de Engelschen heroverd, maar door hen verlaten bleek te zijn. Hij bezette dit eiland opnieuw en kwam 7 Mei op Martinique aan. De gouverneur van Fransch West-Indië, generaal Le Febvre de la Barre, daar vertoevend, maakte bezwaar, de eilanden St. Eustatius en Saba, door de Franschen eveneens heroverd, zonder bevel van den Koning van Frankrijk, aan A.K. over te dragen, maar kwam met hem overeen, om gezamenlijk met een macht van 18 bodems in het geheel, de Engelsche vloot van gelijke sterkte slag te leveren. Met de Fransche scheepsmacht, hoofdzakelijk uit gewapende koopvaarders bestaande ontmoette men de Engelschen onder Sir John Berry op 19 Mei. Dien dag zond A.K. den snauw ‘Paragon d'Alette’ naar la Rochelle met de eerste berichten van zijn wedervaren, die 26 Juli Pieter de Huybert, toen gevolmachtigde voor de vredesonderhandelingen van Breda, in handen kwamen. (Deze stukken zijn echter zoek.)

Den volgenden dag had de zeeslag bij het eil. Nevis plaats, maar deze bleef onbeslist, want al sprong een Eng. schip in de lucht en al werd een ander op de kust gejaagd door de schepen van A.K., die 31 à32 man aan dooden en gewonden verloren, de dapperheid der Zeeuwen vermocht niet den moed der Franschen op te wekken, die vrijwel werkeloos bleven. De onzen zochten met de Franschen de reede van St. Kitts op, de Engelschen hielden naar Nevis af. Een betere uitslag van het gevecht ware ongetwijfeld niet zonder invloed gebleven op den loop der gebeurtenissen, ook in Suriname. A.K. besloot echter geen tijd te verliezen en vervolgde met zijne schepen, waarbij zich weder de ‘Prins te Paert’ en de ‘Wester-Souburgh’ gevoegd hadden, de reis naar Virginië, waar hij half Juni in de monding van de James-rivier een Eng. oorlogschip, de ‘Elisabeth’, 9 met tabak geladen fluitschepen en een gewapenden koopvaarder veroverde en eenige vaartuigen, waaronder de ‘Elisabeth’ verbrandde.

Met deze vloot keerde A.K. via Bergen in Noorwegen naar het vaderland terug, waar hij 24 Aug. aankwam. In de vergadering van de Staten van Zeeland van 22 Sept. d.a.v. werd aan A.K. en de zijnen hulde gebracht en aan hem en Lichtenbergh een gouden keten met medaille vereerd, terwijl alle kapiteins een dergelijke gouden medaille kregen.

Inmiddels hadden diezelfde Staten reeds in April kapitein Willem Brest met een comp. soldaten als ‘opperhoofd’ naar West-Indië gezonden, o.a. met het schip ‘de Hope,’ kapit. Crijn Mangelaer, dat echter reeds in Mei den Engelschen in handen viel. Na den vrede van Breda, op 31 Juli onder den indruk van den tocht naar Chatham gesloten, vertrokken met gelijke opdracht kapit. Jan Van Houtte gezegd Du Bois met de ‘Schakerloo,’ kapit. Willem Hendriks, de ‘Rijsende Sonne’, kapit. Cornelis Willemszn Cabel en een snauw, maar bij aankomst eind November bleken Cayenne en Suriname in Oct. door een Eng. vloot onder John Harman veroverd te zijn, en vonden de onzen te Paramaribo luit. gen.

Henry Willoughby, als gemachtigde van zijn vader, en Bannister als gouverneur, welke weigerden de kolonie terug te geven. Eerstgenoemde ging voort, met alle personeel en materieel van de plantages van zijn vader in te schepen en maakte deze met den grond gelijk. Hoewel wij ons konden beroepen op de artikelen van den vrede van Breda, waarbij alle toestand van bezit, tot dien van 20 Mei te voren moest worden teruggebracht, de hooggaande ruzie tusschen Willem Hendriks eenerzijds en Du Bois met zijn luitenant Pieter Versterre anderzijds, zelfs in tegenwoordigheid der Eng. machthebbenden, maakte elk vergelijk onmogelijk. De Staten van Zeeland, van den loop van zaken op de hoogte gesteld, drongen op lastgeving van wege den koning van Engeland tot teruggave der kolonie aan en zonden eind Januari 1668 A.K. met de ‘Zelandia’ en de ‘Suriname’, kapit. Ceuvelaeren ‘'s Landswelvaren’ kapit. Frans Roys, derwaarts, met opdracht aan A.K. om tijdelijk het gouverneurschap te aanvaarden. 25 April kwam deze daar aan en 1 Mei 1668 werd andermaal de prinsevlag op het fort Zelandia geheschen.

Korten tijd daarna zond A.K. Bannister wegens opruiïng gevankelijk naar Nederland, waar men hem spoedig op vrije voeten stelde. 6 Febr. 1668 was reeds Lichtenbergh feitelijk tot gouverneur aangesteld, maar het duurde tot 26 Nov. d.a.v. vóór die benoeming door de Algemeene Staten was bekrachtigd en eerst 16 Februari 1669 legde hij te Paramaribo in handen van A.K. den gevorderden eed af. In een officieelen brief uit Suriname van den ‘commys’ Nicolas Combé dd. 14 Febr. 1670, wordt over hem geschreven als: ‘feu M. Crynssen de bonne mémoire’.

Zie het aangehaalde i.v. BYAM, (wiens verovering van Cayenne daarabusivelijk vermeld wordt); verder: Publications of the American Jewish Historical Society, aanvangende 1893. Waerachtich verhael van de heerlijke overwinning van Pirmeriba enz. dd. 19 Mei 1667 door Abraham van Westhuyzen, predikant op de Vissersherder, die in den zeeslag bij Nevis sneuvelde (Pamflet. Knuttel 9596). Op het Rijksarchief in Zeeland: stukken betreffende Suriname onder Zeeland (1667-1682) alsmede de folianten van de Zeeuwsche Rekenkamer, waarin de onkosten aangaande Suriname verantwoord zijn, onder de uitgaven te lande, in tegenstelling van die te water aangaande de admiraliteit van Zeeland. Zie ook Hartsinck.

Beschr. van Guiana, Amst. 1770, II 585-600; Resolutiën ende Verbael van 't gedesoigneerde van den Ed. Heere Cornelis Cornelis de Witt enz. 1668, waarin een brief van A.K. dd, 14 Juni 1667 voorkomt p. 286; T.A.G. 1912, blz. 316, vlg. en 1913, blz. 38 vlg.; Aitzema, Saken van Staet en Oorlogh, 40ste boek; Du Tertre, Histoire générale des Antisles, Paris, 1671, IV, 238 tot 260 en 309 vlg; Navorscher 1860, (X) 61; P. de la Rue, Heldhaftig Zeeland, Midd. 1736, i.v. (Een model der ‘Zelandia’ bevindt zich in het Maritiem museum Prins Hendrik te Rotterdam).

FEM

1Dat alle incompsten hoedanich die ook souden mogen wesen gaven ofte landerijen die gestelt sijn tot proffijt van de kerck en voornamentlijck de rente van den staet van Jan Allin*5 tot dien eynde van Milordt Willoughby gegeven absolutelijck tot dien eynde werde gereserveert te weten: soowel tot betalinge van de Duytsche als van de Engelsche predicanten; dat de Engelsche de verkiesing van haar eygen predicanten sullen hebben sullende deselve soowel als de Duytsche [Ds J Basseliers] haer gagie uyt de voornoemde incomsten genieten dat de tegenwoordige predicant Joris Vernon zijn achterstellinge werde betaelt van de heer Marcus Munnick uyt de voorseyde renten; ende dat aen alle persoonen van wat natie die souden mogen wezen sy gelaten vrijheyt van conscientie in saecken van religie wiens opinien niet en sijn contrarierende tegens het gouvernement
2Dat geen ander eet van de Engelsche inwoonders sal gevordert werden als

dese navolgende:

Ick AB in tegenwoordicheyt van Godt almachtich beloove en sweere van gront

mijns harten gehouw en getrouw te wesen aen de Ed Mo heeren Staeten van Zeelandt hier in Suriname geduerende den tijt dat ick mij selfs daer onder onthouden sal Ende sal noch directelijck noch indirectelijck trachten hetselve te wederstaen ofte te ondermijnen; ende sal mijn uytterste devoir assisteren ende vechten tegens alle haere vianden die souden ondernemen hetselve te attaqueren ofte eenige schade te doen maer in cas mijnen souverainen heere den Coninck van Engelandt Milord Willoughby ofte eenige onderdanen van den Coninck van Engelandt Suriname quam te attacqueren in soodanigen geval sweer ik dat ick mij selfs sal gerust houden en noch directelijck noch indirectelijck haer sal assisteren ende indien de gouverneur wil mij selfs onder sijn handen gevangen geven

3Dat alle persoonen wie die oock souden mogen wesen ende van wat natie

die oock soude mogen sijn hetzij Engelschen Joden etc die tegenwoordich met hare lijff en familie in Suriname woonen de middelen landen goederen van wat aert ofte specie die oock mogen wesen deselve absolutelyck voor haer gereserveert houden ende geconfirmeert voor haer ende hare erfgenamen om die voor altyt te besitten te genieten ende te erven sonder de minste tegenstellinge molestatie ofte verhinderinge en dat integendeel alle degene die hier in Surinam niet en woonen maar nochtans goederen daerin hebben die hare persoonen ende familien representeren absolutelyck buyten desen artyckel uitgesloten zijn ende dat alle haere goederen van wat aert ofte specie die moghten wesen van dese uyre af aen aen de Ed Mog heeren Staeten geconfisqueert sijn

4Dat alle tegenwoordige inwoonders van wat natie die souden mogen wesen

sullen hebben ende genieten alle gelijcke previlegien als de Nederlanders die met haer sullen cohabiteren

5 In cas eenige inwoonders van dese colonie t'avont ofte morgen intentie hebben om van hier te vertrecken soo sal hij vermogen sijne goederen te vercoopen ende den Gouverneur sal in soodanigen geval maecken dat hij midts redelijcke vracht gevende met sijne goederen getransporteert wort
6 Dat de vryheyt van te visschen als voor desen ende schiltpadden te vangen

op de baeyen ende met de Indiaenen te handelen sal gepermitteert sijn midts daertoe hebbende verloff van den Gouverneur

7 Dat se sullen hebben privilegie om letterhoudt te kappen in de rivier
8 Dat se sullen gefourneert worden met Indiaens cargasoen [Snuisterijen bijlen messen enz]
9 Dat alle akten wetten ende declaratiën sullen gepubliceert werden in de

Duytsche en Engelsche taelen doordien de inwoonders de Duytse tael niet en verstaen en dat de inwoonders sullen geregeert werden bij de Nederlantsche wetten

10 Datter geen prohibitie en sy van de planters om te maecken eenigerhande

waren tot haer proffijt

11 Dat de Cariben onse nabueren beleefdelijck sullen getracteert werden ende dat sorge sal gedragen werden dat sy in hunne goederen van de Fransche Duytsche ende Indiaensche natien niet beschadicht worden
12 Dat alle personen tegenwoordich woonachtigh in de riviere Commawijn ende Mapauwrijn in deze artyckelen begrepen sijn
13 Dat de inwoonders alleenlijck sooveel wapenen sullen behouden als yder in

sijn familie sal van doen hebben om syne neghers in dwangh te houden ende sich tegens de Indianen wilde beesten ende alle ander ongedierte te defenderen sullende de rest van de wapenen overgelevert worden

14 Dat de inwoonders sullen opbrengen voor de Ed Mog heeren Staeten van

Zeelandt hondert duysent pont suycker om met ons te nemen

15 Dat de inwoonders bij provisie zullen betaelen deselve imposten ende dragen

deselve lasten die sij gedragen hebben voor den tijt dat het landt is geconquesteert geweest volgens den inhoutvan acte diesaengaende gemaeckt met Milord Willoughby welche ons sal ter handt gestelt worden

16 Dat de prothocollen sullen ingelevert werden ende versekert zijn in handen

van den Gouverneur ende overgelevert sal worden een perfecte lijste van de inwoonders vee suycker ketels etc die int landt zijn alsmede een perfecte lijste van de Christene ende Hebreeuwsche inwoonders die in elcke divisie van het landt sijn

17Dat sestich negers van de inwoonders sullen gesonden worden om aan het

fort te werken den tijt van vier maenden indien de occasie haer soo langh vereischt

18 Dat alle inwoonders die willigh sijn om te vertrecken met dese vloot sullen

int minste niet opgehouden worden van eenige schult dewelcke gemaeckt is voor datum deser artyckelen en dat commissarissen en volmachtigen die den Staet van die saecke best verstaen sullen gestelt worden om de schulden soowel van de verblijvende inwoonders als van degeene die vertrecken ende procuratie hier laten te examineren ende te doen betalen sullende den Gouverneur op de sententie van de commissarissen de stercke handt bieden om diegenedie tot betalinge gecondemneert sijn ende weygerich syn daertoe te dwingen

19 Dat degene die gesint sijn van hier te vertrecken een schip sal verschaft

worden om haer met haer slaven en goederen te embarqueren met passepoort van den commandeur Crynssen ende sullen vermogen haer sloep mede te nemen midts met ons uytseylende

20 Dat alle ende een yder expressie in alle ende elck artyckel voornoempt sullen altijt ende tot aller tijdt geinterpreteert worden volgens de oprechte meyninge sin waere intentie ende expressie der woorden ende noyt verkeert tot prejuditie der inwoonders
21 Dat dese tegenwoordige handelinge bij de Ed Mo heeren Staeten van Zeelandt geconfirmeert worde soo haest als het mogelijck is ende dat authentique copie daervan hier naer toe gesonden worde met alle expeditie tot meerder securiteyt ende versekeringe van de inwoonders van deze colonie ende deselve authentycque copie aen haer gelevert worde

Aldus gedaen in tschip Zeelandia in de reviere van Serenam den 6 Marty 1667

Ende was onderteeckent Abraham Crijnssen William Byam synde met des selfs pithieren [petschieren] besegelt ench becrachticht

(Deze overeenkomst werd door de Staten van Zeeland geratificeerd)

Additioneele artikelen tusschen Maurice de Rame en Byam afgesloten:

1 That absent orphans estates should be reserved unto them
2 That Captain Colville who was daily expected in should have what part he

had in his ship reserved unto him and what goods &c did properly belong both them and any other inhabitants

3 That the prisoners at Berbice should be released and our men at Chyan

[Cayenne] and that the seamen taken coming hither or in the river shall be sett ashore at Barbados

4 That all persons now liveing on the confiscated estates and by virtue of any

articles made with their employers shall have the profession thereof aacordingly they paying for it to the Lords the States of Zealand what they were bound to doe to their employers during ye time of their agreement and afterwards surrender up the possession there of unto whome they shall appointe

5 That our men comeing from Baurooma shall have free liberty to go off or stay for Lieutenant Everward who was lieutenant to Dissekebe with 12 more as I was informed comeing up to Surynam he sadly wounded in the belly and the other in a most miserable condicion being all that were left of our men at Baurooma and Dissekebe all the rest perishing for want of supplies
6 That the proportion of negroes detayned in the fort which we averre to be

contrary to the articles and they avouch the contrary be left to the decision of the States of Zealand

< >