Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Klimaat

betekenis & definitie

Historisch overzicht van de meteorologische waarnemingen.

Een van Regeeringswege georganiseerde meteorologische dienst in de West-Indische koloniën is eerst in 1895 tot stand gekomen. Wel werden reeds sinds 1847 aan het Militair Hospitaal te Paramaribo waarnemingen verricht en zijn ook van enkele andere posten en plantages in Suriname en op Curaçao waarnemingsreeksen van meerendeels korten duur bewaard gebleven, doch ten gevolge van gebrek aan geldmiddelen bleef het toezicht op de waarnemingen onvoldoende, zoodat zij, die, belang in de zaak stellende, de opdracht tot het verzamelen en bewerken der waarnemingen verkregen - in 1874 de ambtenaar bij de belastingen C.J. Hering, in 1876 de militaire apotheker Bresser, wiens werk later weer door Dr. Epp werd voortgezet - deze veelal onbetrouwbaar hebben geacht. Hierdoor is het te verklaren, dat de Directie van het Kon. Ned.

Meteor. Instituut te Utrecht, die herhaaldelijk op het nemen van maatregelen in de gewenschte richting had aangedrongen en door het uitzenden van instrumenten de zaak heeft trachten te bevorderen, in haar Jaarboeken geen volledige waarnemingsreeksen van langen duur heeft kunnen publiceeren. Een gunstige uitzondering vormen de waarnemingen op het Placer L. en F. de Jong. waarvan een overzicht hierachter is opgenomen.

Bij de oprichting van den Cultuurtuin te Paramaribo werd het hoofdstation voor de weerkundige waarnemingen daarheen overgebracht en in 1898 werd de leiding van dien dienst in de geheele kolonie aan den Directeur van den Cultuurtuin opgedragen, terwijl de hoofddirecteur van het Kon. Ned. Meteor. Instituut te De Bilt zich bereid verklaarde de hoofdleiding van den dienst op zich te nemen. De waarnemingen in de districten werden aan gouvernementsonderwijzers opgedragen; de veelvuldige overplaatsingen en verloven van dezen waren echter oorzaak van gebrek aan volledigheid en regelmatige inzending der staten.

Bij een latere reorganisatie werd in 1904 de geheele leiding van den dienst aan den Inspecteur van den Landbouw in de West-Indische koloniën opgedragen. Met behoud van het hoofdstation aan den Cultuurtuin wordt sedert hoofdzakelijk gestreefd naar uitbreiding van het aantal regenstations. De temperatuur- en windwaarnemingen op verschillende plaatsen langs de kust hadden - hoe onvolledig zij ieder ook waren - immers voldoende aangetoond dat langs de geheele kust der kolonie Suriname het klimaat vrijwel hetzelfde karakter heeft, en er zoowel wat tijd, als wat plaats betreft, slechts zeer geringe verschillen vast te stellen zijn. Daarentegen is de neerslag zoo wisselvallig, dat uitbreiding van deze metingen noodzakelijk was. De vestiging van een goed uitgerust termijnstation meer in het binnenland blijft echter zeer gewenscht.

Op de hoofdplaatsen van de eilanden Curaçao en St. Eustatius worden thans driemaal daagsche waarnemingen der verschillende meteorologische elementen verricht. Voorts zijn er 28 regenstations in Suriname, 9 op Curacao, 3 op de benedenwindsche eilanden en 7 op de bovenwindsche eilanden.

Het Departement van den Landbouw in Suriname maakt jaarlijks een verslag van al deze waarnemingen openbaar.

Ten slotte zij vermeld, dat van wege den meteorologischen dienst der Vereenigde Staten van Noord-Amerika van 1898 tot 1903 op Curaçao uitgebreide waarnemingen, ook met zelfregistreerende instrumenten, zijn verricht, welker uitkomsten in deze bewerking zijn gebruikt.

Algemeene opmerkingen.

De voornaamste factoren, die het klimaat van West-Indië bepalen, zijn de ligging binnen de keerkringen, wat Suriname betreft zelfs zeer nabij den evenaar, de groote stand vastigheid der heerschende winden en de invloed der zee, niet alleen bij de eilanden, maar in verband met den krachtiger NO-lijken wind tot ver in het binnenland van Suriname merkbaar. Hier doet zich bovendien eenige invloed van de verheffing van den bodem gevoelen, die naar het Zuiden toe toppen tot omstreeks 1300 M. hoogte vertoont.

Zoowel de standvastige winden als de geringe schommelingen in den luchtdruk (jaarlijksche variatie 1.5 mM. te Paramaribo, 2.2 op Curaçao, 2.6 op St. Eustatius, uiterste waarden over het geheele gebied over een reeks van jaren 754.1 en 765.9) wijzen op de afwezigheid van locale storingen van eenige beteekenis, al wordt op St. Eustatius wel eens invloed van verwijderde cyclonen ondervonden. Onweders daarentegen zijn in Suriname, vooral in het binnenland, in de meeste maanden een bijna dagelijks voorkomend verschijnsel. In groote trekken wordt het wisselend karakter van het weder in de verschillende maanden beheerscht door de regelmatige verplaatsing met den zonnestand van den gordel van lage drukking aan den evenaar, en dien van hooge drukkingen bij de keerkringen, inzonderheid dien bij de Azoren.

Windrichting en -kracht.

Hoewel van April tot begin September de zon ten noorden van Paramaribo staat, is tengevolge van de sterke verwarming van Zuid-Amerika de laagste gemiddelde luchtdrukking steeds op dit vasteland te vinden, terwijl de hoogste, ook als de zon het meest in het zuiden is, ten noorden of noordoosten van de bovenwindsche eilanden wordt aangetroffen. De Noordoostpassaat heerscht dientengevolge het geheele jaar met betrekkelijk weinig wisselende kracht.

Te Paramaribo vormen de noordelijke tot oostelijke winden in Februari 82%, in November 64% van alle winden, gemiddeld 72%; de windkracht wisselt slechts tusschen 4.1 Beaufort in Februari en 3.5 in Juni. Veel standvastiger nog is de windrichting op Curaçao, waar de gemiddelde richting nooit meer dan 5° van het Oosten afwijkt, en alleen in October 14% der winden buiten het quadrant NO-ZO vallen, terwijl over Januari tot Juli alle winden tot dat quadrant behooren en de gemiddelde kracht van 3.7 in Mei en Juni tot 2.6 in October varieert. Veel veranderlijker is de wind weer op St. Eustatius. Alleen in Juni vallen alle winden binnen NO tot ZO, in October 24% daarbuiten; de windkracht schommelt tusschen 4.1 in Juni en 2.6 in October.

Temperatuur, bewolking, zonneschijn.

Terwijl voor de cijfers voor elke maand afzonderlijk naar de tabellen wordt verwezen, willen we enkele algemeene opmerkingen laten voorafgaan. Herleidt men de gemiddelde jaartemperatuur van Paramaribo uit de termijnwaarnemingen, zooals die in de tabel is aangegeven, op 24-uurswaarnemingen, dan blijkt de ware gemiddelde temperatuur 26°0 te zijn, juist dezelfde als die van Batavia, terwijl Placer de Jong, meer in het binnenland iets hooger is, 26°8, wat weer overeenkomt met Pekalongan en Pasoeroean op Java. De uiterste temperaturen van Suriname loopen meer uiteen, zooals bij de meer continentale ligging te verwachten was: 37.4 en 16.6 voor Paramaribo, 39.3 en 17.0 voor Placer de Jong, tegen 35.6 en 18.9 voor Batavia. Waar door de overdag vallende maxima meer indruk wordt gemaakt, kan men zeggen dat Suriname iets warmer is dan Java. Het is aan de veel grootere windkracht, gemiddeld 7 resp. 5 M. per secunde, te danken, dat het klimaat van Suriname niettemin als ‘niet onaangenaam’ wordt beschreven - Batavia heeft 's nachts vrijwel windstilte, overdag slechts 1-3 M., of 1 a 2 Beaufort. Hierbij komt nog dat (in tegenspraak met een mededeeling van Kappler) het minimum van den wind 's avonds en 's nachts, het maximum tegen den middag valt, hetgeen de hitte dragelijk moet maken.

Voor Willemstad (Curaçao) is de jaartemperatuur, op 24-uurswaarnemingen herleid, 27°5, aanmerkelijk hooger dus dan te Paramaribo in weerwil van het zuivere zeeklimaat dat hier heerscht, en nog meer afwijkende van St. Eustatius, dat slechts 24°7 heeft.

Het is het groote verschil in gemiddelde bewolking, dat voor het eerste verschil aansprakelijk gesteld moet worden: Paramaribo 6.3, Curaçao slechts 4.6, en daarbij de bijna zuiver oostelijke richting van den wind op Curaçao, zoodat de wind bij Willemstad reeds vrij ver over het land heeft gewaaid.

De cijfers voor zonneschijn spreken in denzelfden zin: Paramaribo 46%, Curaçao 65%. Ter vergelijking zij vermeld dat Batavia 55%, De Bilt 32% heeft.

Bij St. Eustatius spelen zoowel de kleinere afmetingen als de meer noordelijke ligging een rol; de bewolking is hier nog geringer, gemiddeld slechts 3.2. Het duidelijkst spreekt het zeeklimaat der eilanden in de gemiddelde dagelijksche amplitude: 4°9 op Curacao, 3°8 op St. Eustatius tegen 7°7 te Paramaribo. De absolute extremen loopen niet zooveel minder uiteen: 34.4 en 19.4 op Curaçao, 31.0 en 18.0 op St. Eustatius (hier uit slechts vijf jaren).

De jaarlijksche gang der gemiddelde temperatuur te Paramaribo bedraagt slechts 2°1; hij wordt geheel bepaald door den stand der zon, die in April en Mei een eerste, in September en October een tweede, hooger maximum veroorzaakt. De zware bewolking en regen in April en Mei verklaren de geringe beteekenis van het April-maximum.

Op Curaçao is de jaarlijksche variatie nog 2°3, op St. Eustatius zelfs 3°3; hier treedt de invloed van de meer noordelijke ligging zeer duidelijk aan den dag. De jaarlijksche gang vertoont op Curaçao juist nog een dubbel maximum, in Juni en September; op St. Eustatius zijn deze tot een enkel maximum in Augustus samengetrokken. Hier ziet men den overheerschenden invloed van de zeetemperatuur, die, vooral in verband met het windmaximum op de beide eilanden in Juni, het eerste temperatuur-maximum onderdrukt.

Regen.

Veel meer uiteenloopend dan de tot nu toe besproken cijfers zijn die voor den regenval. Mag de jaarsom in Suriname, die voor zoover bekend tusschen 2000 en 3000 mM. varieert, tropisch worden genoemd, die voor de bovenwindsche eilanden, ongeveer 1100 mM., matig, Curaçao met gemiddeld slechts 572 mM. regen lijdt in een groot deel van het jaar aan droogte.

Ook de jaarlijksche gang is zeer verschillend. In Suriname spreekt men van een grooten en kleinen regentijd en grooten en kleinen drogen tijd. Inderdaad vertoonen de maandcijfers voor Paramaribo over 56 jaren een kleine vermindering van den regenval in Februari, hoewel 183 mM. volgens Nederlandsche begrippen nog niet bepaald droog kan genoemd worden. De beide stations in het binnenland, waarvan voldoende waarnemingen voorhanden zijn, Placer de Jong en R'Awa vertoonen slechts een vertraging in de toeneming van den regen in de eerste maanden van het jaar, zoodat hier alleen de tegenstelling van grooten regentijd (Januari tot Juli) en drogen tijd (Augustus tot December) overblijft. Voor Paramaribo moet ook December tot den regentijd gerekend worden. Het maximum valt voor Paramaribo en Placer de Jong in Mei met ruim 300 mM., voor R'Awa in Maart met ruim 400 mM., de minima in September of October met 50 tot 70 mM. Zeer droog is hier dus geen enkele maand.

Letten we er op dat de zonneschijn te Paramaribo in Februari een duidelijk maximum vertoont, terwijl bewolking en aantal onweders te Placer de Jong in die maand een duidelijk minimum vertoonen, dan wordt het waarschijnlijk dat Februari zich hoofdzakelijk door een ander karakter van den regenval onderscheidt: een

sterke vermindering van de onweders op den middag, die voor den indruk van het weder op de ooggetuigen van veel meer beteekenis is dan regen, die in den nacht valt. Gaande van de kust naar het binnenland schijnt eerst de regenval af te nemen, zooals op theoretische gronden ook verwacht mag worden. Placer de Jong, nog vrijwel in de vlakte gelegen, een kleinen graad zuidelijker dan Paramaribo, heeft ongeveer 5% minder regen, in weerwil van het wat grooter aantal onweders. Verder naar het Zuiden, waar de bodem zich verheft, moet de neerslag toenemen. Tot voor korten tijd was hieromtrent niets bekend; sinds 1907 zijn echter te R'Awa, even boven 't dorp Cottica, regenmetingen verricht, die een veel hoogere jaarsom geven, van 1907-1911 gemiddeld 3035, tegen 2298 in Paramaribo. Geen wonder dat bij dergelijken regenval in hellend terrein in den regentijd uitgestrekte overstroomingen voorkomen.

Het hoogste dagcijfer van den regenval, 202 mM., viel te Paramaribo toevallig in Februari; 60 à 80 mM. op één dag komt bijna elk jaar voor.

Groot is de tegenstelling met Curaçao. Slechts van October tot December is de regenval boven dien van de droogste maanden van Paramaribo; Februari tot Juli hebben slechts 131 mM. samen, wat bij de hooge temperatuur en den sterken wind tot groote bezwaren aanleiding geeft. En daarbij komen dan nog vrij groote schommelingen van jaar tot jaar voor, zoodat nog kort geleden de droogte van Augustus tot October 1911, toen gemiddeld over 10 stations slechts 17 mM. regen viel tegen 153 mM. normaal, tot een ware ramp werd. Weinig plaatsen zullen zoo groote schommelingen van den regenval in één maand vertoonen: October 1904 gaf 413 (meer dan het geheele jaar 1911), October 1911 1.4 mM.!

De jaarlijksche gang op de eilanden is bijna tegengesteld aan dien in Suriname. Maximum op Curaçao in November ± 140 mM., op de bovenwindsche eilanden in September (130-180). Minimum op Curaçao in Mei, 9 mM. slechts, op de andere eilanden in Maart (20-40).

Het phaseverschil van omstreeks twee maanden zal vermoedelijk met de meer noordwestelijke ligging der bovenwindsche eilanden samenhangen; voor het groote verschil in jaarsom moeten andere oorzaken worden aangewezen. Wij zagen dat de herkomst der heerschende winden steeds dezelfde is; practisch gesproken waait het geheele jaar een Noord-oostpassaat over West-Indië, strijkende over een vrij sterk verwarmd zeeoppervlak, en blijkens de vochtigheids-waarnemingen ook steeds vrij veel waterdamp bevattende. Maar de verticale uitgebreidheid dezer vochtige laag moet in den loop van het jaar groote veranderingen ondergaan en is dicht bij den gordel van lage drukkingen in het algemeen grooter dan dicht bij het hooge-drukgebied. De groote regenval van Suriname wordt nu eensdeels verklaard door de nabijheid van het lage-drukgebied, maar verder door de locale factoren,

die opstijgende luchtstroomen veroorzaken. Dit zijn

1o wrijving van den wind over land, die verhoogden neerslag even achter de kust geeft;
2o locale verwarming, die middagonweders veroorzaakt;
3o gedwongen stijging der lucht tegen berghellingen, die den verhoogden neerslag in het Zuiden teweegbrengt.

Geen van deze laatste oorzaken kan op de eilanden veel neerslag veroorzaken; de veel geringere jaarsom is daarvan het onvermijdelijke gevolg.

Wat den jaarlijkschen gang betreft, wordt in Suriname de toeneming in de laatste en eerste maanden van het jaar waarschijnlijk door de ligging van een

duidelijk centrum van lage drukking ten Zuiden en Zuidwesten van Suriname verklaard. De groote regentijd van Maart tot Juni valt samen met de krachtigste ontwikkeling van den passaat op Curaçao en St. Eustatius, terwijl die in Suriname een minimum vertoont - er is dus veel aanvoer van lucht, die in verband met den zonnestand boven de zee veel waterdamp kan bevatten, terwijl de afneming van den wind in Suriname op stijgende stroomen wijst. De droge tijd in Augustus en September valt samen met een afnemenden en meer Oostelijken passaat op de eilanden, waarbij de vochtige windlaag boven Suriname waarschijnlijk slechts geringe hoogte bezit.

Zooals we reeds zeiden kunnen op de eilanden de locale oorzaken weinig regen geven, en moeten deze hun regen hoofdzakelijk krijgen door onregelmatigheden in de algemeene luchtdrukverdeeling, die het meest op de grens tusschen het standvastige hoogeen lage- drukgebied optreden, terwijl de hoeveelheid sterk moet wisselen met de verticale uitgestrektheid van den passaat. De enkelvoudige jaarlijksche periode, het minimum op St. Eustatius wanneer de hooge druk zich het verst naar het Westen uitstrekt en het phaseverschil tusschen St. Eustatius en Curagao zijn in dit verband gemakkelijk te verklaren, al ontbreekt het materiaal voor een nader onderzoek naar hun verband.

Blijft nog slechts over te verklaren, waarom speciaal Curaçao zoo weinig regen heeft. Hier is nu licht ontstoken door het onderzoek der hoogere luchtlagen door wijlen luitenant Rambaldo, later door Hergesell, die beiden hebben aangetoond, dat zich op vrij geringe hoogte boven de zee (1000 M. of minder) af en toe een zeer droge luchtstrooming (20% tot 40% betr. vochtigheid) met zuidelijke componenten boven den passaat beweegt, die o.a. in den buitengewoon drogen Maart 1909 sterk ontwikkeld was. Deze strooming is een gevolg van den stijgenden stroom boven Zuid-Amerika, en dus het sterkst ontwikkeld in den grooten regentijd - de tegenstelling tusschen den jaarlijkschen gang op Curagao en in Suriname is hiermede zeer natuurlijk verklaard. Het maximum in November valt samen met de ligging van het minimum boven Suriname.

Waar dus de regenarmoede van Curaçao in hoofdzaak te wijten is aan de groote droogte van de hoogere luchtlagen en onvoldoende ontwikkeling der stijgende luchtstroomen, zal men inzien, dat de proeven met kunstmatige verwekking van regen, waarop men uit Curaçao herhaaldelijk heeft aangedrongen, van te voren als vruchteloos zijn veroordeeld. Immers, het altijd nog twijfelachtige succes van dergelijke pogingen kan alleen worden verkregen, waar verzadigde of oververzadigde lucht aanwezig is. Noch de vereischte vochtigheidsgraad, noch de stijgende luchtstroomen kunnen in voldoende mate door kunstmiddelen worden in het leven geroepen.

Litt. Jaarboek Kon. Ned. Metor. Inst. 1877 en 1880-1904. Verslag van het Departement van den Landbouw in Suriname, afz. Bijlage Metorologische Waarnemingen 1905-1912.

Dr. E. van Everdingen, Drachen beo bach tungen an Bord. S. Ms Panzerschiff ‘de Ruyter’. Angestellt vom Marineleutnant A.E. Rambaldo während der Fahrt nach Ost-Indien und während des Aufenthalts in W.-Indien.

Oct. 1908-Juli 1909. (Med. en Verh. K.N.M.I. No. 11,1911.) Dr. Hergesell. Passatstudien in West-Indien. Beih. z. Phys. der freien Atmosph. 4,1912.

< >