is een zeer oude cultuurplant, die reeds bij de eerste praehistorische bewoners van Europa 'bekend was. De plant levert, behalve vezels, ook lijnzaad.
In Nederland is de teelt van vlas in Groningen en Friesland en vooral in Zeeland van betekenis. Veel belangrijker is echter.de vlasproductie van Ierland, België, de Oostzeelanden, Rusland enz.
Vlas vereist een vruchtbaren, zorgvuldig bewerkten bodem en nauwgezet wieden; de zaaitijd valt in April.Na midden Juli wordt het vlas geoogst. Men maait ’t vlas niet, maar trekt de plant in haar geheel uit den grond, bindt de stengels tot schoven bijeen en laat deze op houten stellages, de zgn. klaverruiters, drogen.
Na het roten, braken en zwingelen (zie aldaar) wordt het vlas gehekeld, d.w.z. de vlasbundels worden door rondwentelende naaldenkammen (hekelvelden) getrokken, zodat de vezels worden uitgekamd en de verontreinigingen tussen de hekelnaalden achterblijven. Deze heten „werk” en zijn grondstof voor garens van mindere kwaliteit.