heet een van de bewerkingen, die op de vlasstengels wordt toegepast, met het doel, de spinbare vlasvezels vrij te maken. Een vlasstengel bevat de schors, waarin de vezels liggen opgesloten.
De vlasvezels zijn onderling en aan den stengel vastgekleefd door de pectose, een gomachtige stof. Het is dus voor het vrijmaken van de vezels nodig, de pectose op te lossen.De bewerking, waardoor dit bereikt wordt, heet roten en zij wordt op verschillende manieren uitgevoerd. De oudste methode is het dauwroten, waarbij het vlas wordt uitgespreid op een stuk heide of grasland. Het blijft dan twee a drie maanden liggen, wordt herhaaldelijk gekeerd en na verloop van dien tijd hebben schimmels de pectose vernietigd en is ’t vlas geschikt om verder bewerkt te worden. Men past thans echter liever de waterroting toe, in stilstaand of zacht stromend water.
Afhankelijk van de temperatuur duurt de waterroting vier tot acht dagen. Bij deze methode wordt de onoplosbare pectose door een bepaalde bacterie omgezet in een oplosbare stof. De afzonderlijke vezelcellen worden echter ook door de pectose onderling tot vezelbundels verbonden en deze verbinding moet natuurlijk behouden blijven; daarom moet het roten op een gegeven ogenblik worden gestaakt.
De beste methode is de roting in zacht stromend water; deze levert het beste vlas, dat de meeste waarde heeft. Bekend is het zeer goede blanke vlas, dat verkregen wordt door de z.g. Kortrijkse methode in de rivier de Lijs of Lije. Tegenwoordig wordt het vlas ook wel in fabrieken in kuipen met warm water geroot, waarbij men natuurlijk temperatuur en waterverversing geheel in de hand heeft.