Louis Pasteur (1822—1895) was een beroemd Frans scheikundige, wiens naam o.a. voortleeft in het werkwoord pasteuriseren (van melk e.d.) en in het Instituut-Pasteur te Parijs, waar personen, die door een dollen hond zijn gebeten en er gauw bij zijn, genezing kunnen vinden.
Pasteur heeft op wetenschappelijk gebied heel veel meer tot stand gebracht. Hij was eerst in de provincie leraar en hoogleraar in de chemie te Straatsburg. Van hier ging hij via Rijssel naar Parijs, waar hij in 1868 directeur van het chemisch-physiologisch laboratorium van de Ecole des Hautes Etudes en in 1887 secretaris van de Academie van Wetenschappen werd. In 1889 nam hij de leiding van het Instituut-Pasteur op zich.
Pasteur heeft zich zeer verdienstelijk gemaakt door zijn studie over de gistingsverschijnselen o.a. bij wijn. Zijn onderzoekingen op dit gebied zijn voor den Fransen wijnbouw van grote waarde geweest. Langs dien weg kwam hij tot de ontdekking van het bestaan van uiterst kleine organismen, die allerlei afwijkingen en ziekten bij planten, dieren en mensen kunnen veroorzaken. Zo vond hij de oorzaak van de zijdenrupsziekte en kippen-cholera; hij bestudeerde de besmetting door microben en de werking van het vergif der hondsdolheid.
Door zijn studie van de mikro-organismen is onze kennis enorm verrijkt en is het mogelijk geworden tal van ziekten te bestrijden, waartegenover men vroeger machteloos stond. Het is bijv. aan hem te danken, dat de zozeer gevreesde wondkoorts, die vroeger in de ziekenhuizen geregeld en met grote hevigheid voorkwam, tegenwoordig een zeldzaamheid is geworden. Hij is stellig een groot weldoener der mensheid geweest.
Dat Frankrijk zijn verdiensten erkende, bewijst het groot aantal standbeelden, dat voor hem werd opgericht, o.a. te Melun, Rijssel, Arbois, Dole, Besançon en Parijs.