Het kan je gebeuren, wanneer je b.v. in ons vulkanisch bergland van Java een krater bezoekt, dat je plotseling een sissend geluid hoort en bij onderzoek bemerkt, dat dat afkomstig is van, uit een groter of kleiner gat of spleet ontwijkende, gassen. Ook al is de krater zogenaamd in rust, dan gaat het vulkanisch proces in den bodem toch verder en de vulkanische gassen, die daarbij vrij komen, trachten te ontwijken door ieder gat, dat ze maar vinden kunnen.
Deze „spui”-gaten nu voor het wel sluimerend, maar niet bedwongen vulkanisch geweld van den berg, noemen we fumarolen.Meestentijds echter behoef je niet te wachten, tot je het typische geluid van ontsnappend gas hoort, want gewoonlijk kondigen deze herauten van vulkanische werking zich reeds van verre aan door een penetranten geur, waarbij die van bedorven eieren bepaald voornaam is, veroorzaakt door zwavel-verbindingen en die voor de meeste krater-klimmers een bezoeking is. Zulke zwavel-afscheidende fumarolen — en dat zijn er vele — noemen we solfataren. Soms, reeds van verre zichtbaar, plekken er op de veelal beboste hellingen van Java’s vulkanen grote gelige wonden: kleine eruptiebanen tussen de weelderige vegetatie, waarin de vulkanische gassen hun zwavel hebben afgezet.