is de naam van een zeer bekend Nederlands geslacht van boekdrukkers.
In de 16e eeuw horen wij voor het eerst den naam noemen van Lodewijk of Louys d’Elzevier, geboren te Leuven in 1540, die zich in 1580 als boekverkoper en -binder te Leiden vestigde. Later werd hij uitgever of, zoals het toen heette, drukker. Een duizendtal uitgaven zag bij hem het licht. Hij overleed in 1617 en werd opgevolgd door zijn zoons Matthias en Bonaventura. Deze laatste werd ± 1626 tezamen met zijn neef Abraham door de curatoren der Leidse Hogeschol tot academiedrukker aangesteld. Deze twee Elzeviers hebben een groot aantal' werken gedrukt en hiermee den roem van hun geslacht gevestigd, o.a. door het'uitgeven van tal van Latijnse Classieken.
Later werd de zaak voortgezet door Johan, zoon van Abraham en Daniël, zoon van Bonaventura Elzevier. Hun meest bekende uitgaven zijn „De imitatione Christi” en „Psalterium”. In 1712 werd deze drukkerij verkocht. Ook de Amsterdamse firma, die door Lodewijk Elzevier, eveneens een familielid, gesticht werd, is beroemd geworden. Sinds 1642 drukte deze o.a. alle werken van Cartesius — zie: Descartes —, het „Corpus juris civilis” en den Fransen bijbel. Later werd Daniël in de firma opgenomen, de laatste Elzevier die te Amsterdam boekdrukker was. Deze overleed in 1680, waarna de zaak spoedig verkocht werd (1681).
Het aantal uitgaven van de Elzeviers, die over de hele wereld bekend zijn om hun nauwkeurigheid en schoonheid, bedraagt ± 2000. Men geeft voor een origineel exemplaar van deze uitgaven tegenwoordig veel geld. Je moet deze oude firma Elzevier niet verwarren met de uitgeversmij. „Elsevier”, die in 1880 werd opgericht en nu nog bestaat.