Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Cel

betekenis & definitie

De wereld van het kleine Het woord cel is afgeleid van het Latijnse „ceila” of „cellula”, hetgeen kamer, kamertje of kleine, afgesloten ruimte betekent.

Als we het woord „cel” horen, dan stellen we ons meestal een van die kleine hokjes voor, waar de gevangenen in opgesloten worden, of we denken aan de kamertjes der monniken in de kloosters. Wie van jullie het stuk over de bijen gelezen heeft, herinnert zich, dat de mooie zeshoekige, met honing of stuifmeel gevulde deeltjes van de raat ook „cellen” heten. En dan heb je misschien ook gehoord, dat men soms in de politiek wel met „cellen” werkt. Men bedoelt daarmee dan een klein groepje partijgangers, dat met de propaganda in een groot lichaam is belast.

De belangrijkste cellen zijn echter die, waaruit ons lichaam opgebouwd is, en niet alleen ons lichaam, maar dat van alle levende wezens, van planten en dieren zowel als van mensen. Met deze cellen willen we ons nu eens een poosje bezighouden.

Mijn neef, die student is in de medicijnen, bezit een prachtigen microscoop. Bij hem zullen we eens op bezoek gaan en hem vragen, ons een paar cellen te laten zien, want meestal zijn die cellen zo klein, dat men ze met het blote oog niet onderscheiden kan. Bovendien is hij erg knap en zal ons dus over deze belangrijke bouwstenen van ons lichaam wel ’t een en ander kunnen vertellen.

De student vindt het wel leuk en haalt direct zijn microscoop.

„Je wilt dus een paar cellen zien,” zegt hij bereidwillig. „Dat kan gebeuren. We zullen een honderdvoudige vergroting nemen, dat is voor ons voldoende.” Dan gaat hij naar buiten, waar op het achtererf een grote regenton staat. Hij schept daaruit een glaasje water, krabt van den binnenwand wat aanslag af en doet de groenachtige gelei in het glas. Een druppel van het vocht wordt in een hol geslepen glasplaatje onder den microscoop gelegd, en dan mogen wij beurtelings door het instrument de wonderen van die wereld in het klein bekijken.

Nee maar! We staan verbaasd! Is dat een druppeltje regenwater? Het lijkt wel een oerwoud, en tussen de takken krioelt het van levende wezens! Midden in het gezichtsveld is een vrije ruimte. Daar zien we een geelachtig bolletje, het lijkt wel een klompje slijm met een iets donkerder gekleurde kern, het geheel omgeven door een vlies. Dat is, zoals mijn neef ons vertelt, een levend wezen, bestaande uit één enkele cel.

„Is het een dier of een plant?” vraag je onwillekeurig.

„Daarover zijn de geleerden het niet eens. Sommigen delen deze ééncellige wezens in bij een bizondere klasse van levende wezens, die zij dan protisten noemen. Let nu goed op, wat het wezentje doet.” „Kijk! Het steekt drie voelhorens uit, of zijn het voeten of vangarmen? Daarmee houdt het zich aan een tak vast en nu trekt het zijn lichaam bij. Het kan dus lopen!” „Wat je lopen noemt, maar in elk geval kan het zich bewegen, en dat is een van de kenmerken van het leven. De andere kenmerken zijn: gevoeligheid voor prikkels van buiten, het opnemen en verteren van voedsel en de mogelijkheid van vermenigvuldiging.

Op onze aarde bestaat een zekere eiwithoudende stof, het z.g. protoplasma, de drager van het leven.

Een cel nu bestaat hoofdzakelijk uit protoplasma, al of niet omgeven door een vliesje, de membraan. De meeste cellen bezitten een membraan en een kern; dat is het donkere bolletje in het midden. Het gele slijm, de celinhoud, bestaat uit protoplasma. Als je goed kijkt, zul je er een paar kleine blaasjes in zien, dat zijn heel kleine vet- of oliedruppels.” We kijken vol belangstelling naar het wonderlijke wezen. Het heeft opnieuw zijn grijparmen uitgestoken. Daar schiet uit het duister een groter dier te voorschijn, bijna raakt het onzen protist — maar deze trekt bliksemsnel de grijparmen in en ligt doodstil. Hij is dus gevoelig voor prikkels van buiten. De aanrander is intussen weer even vlug verdwenen, als hij te voorschijn kwam, maar onze kogelronde vriend blijft onbeweeglijk.

Eensklaps nemen we iets zonderlings waar: de ronde, donkere kern is van gedaante verwisseld, zij is langwerpig geworden. Nu verschijnt er in het midden een insnoering. Zij lijkt op een liggende acht.

Ook de cel heeft zich in de lengte uitgerekt en daar, waar de kern de insnoering vertoont, vormt zich een tussenschot. En dan splijt de cel; ze breekt in tweeën, zoals een cadetje in tweeën gebroken wordt. Uit één cel zijn twee levende wezentjes ontstaan, die onafhankelijk van elkander vrolijk en gezond verder leven. Verbaasd kijken we onzen leermeester aan en we vertellen hem, welk een wonder we hebben zien gebeuren.

„De cellen vermenigvuldigen zich dus door splitsing. Maar ons lichaam en dat der dieren en planten is, zoals u ons verteld hebt, ook helemaal uit cellen opgebouwd. Vermenigvuldigen die zich ook op dezelfde wijze, of gebeurt dit alleen bij de ééncellige wezens?” „Neen, ook in het dierlijke lichaam en in dat der plant heeft voortdurend celsplitsing plaats.

Zonder dit proces zou het groeien onmogelijk zijn. Je hebt met je eigen ogen gezien, hoe er uit één cel twee ontstaan.

Maar niet altijd vormen de beide cellen twee van elkander onafhankelijke wezens. Dikwijls blijven moeder- en dochtercel met elkander verenigd.

Dan ontstaat een tweecellig wezen en, als de splitsing nog verder doorgaat, een veelcellig schepseltje.

Alle levende wezens zijn op deze wijze uit één enkele kiem of eicel ontstaan. Naarmate de splitsing en de groei voortschrijden, veranderen de cellen van vorm en krijgen verschillende voor het levensproces noodzakelijke functies. Ik heb je reeds verteld, dat de levende cel voor prikkels van buiten vatbaar is. Die prikkels kunnen van zeer verschillenden aard zijn, b.v. mechanische prikkels, zoals druk; luchttrillingen zoals geluid; aethertrillingen als licht en warmte, enz. Bij de veelcellige wezens worden voor het opnemen van elke soort prikkels afzonderlijke celgroepen aangewezen. De voor het licht gevoeligen vormen ogen, de voor het geluid gevoeligen gehoororganen, enz. De ontvangen indrukken moeten naar het centraal orgaan, waar het bewustzijn zetelt, overgebracht worden. Dit geschiedt, zoals je weet, door zenuwen. Er zijn dus groepen cellen, die zich tot een volmaakt telegraaftoestel ontwikkeld hebben.

Tenslotte moet het lichaam op de ontvangen indrukken kunnen reageren en dus bewegingen kunnen uitvoeren en, kijk, ook daarvoor zijn de geschikte celgroepen aanwezig, die de spieren en pezen vormen.

Men onderscheidt naar gelang van hun functie en gedaante vele soorten van cellen. De belangrijkste zijn: 1e. de huidcellen, platte, veelhoekige cellen met een taaie membraan; 2e. kliercellen, die de voor het levensproces nodige sappen afscheiden; 3e. bindweefselcellen, die meestal schroefvormig zijn; 4e. spiercellen, waarvan het plasma zich sterk uitrekken en samentrekken kan; Se. zenuwcellen; 6e. vetcellen; 7e. beenen tandcellen; 8e. kiem- of zaadcellen; 9e. bloedcellen en 10e. schilfercellen.

Ofschoon al deze cellen, organisch met elkaar verbonden, één geheel vormen, dat wij het lichaam noemen, leven zij toch ook in zekeren zin zelfstandig. Ze ontstaan door splitsing, nemen voedsel op, reageren op prikkels en sterven, waarna zij verwijderd en door nieuwe, jonge cellen vervangen worden.

Sommige groepen bewegen zich door het lichaam, b.v. de witte bloedlichaampjes, die binnen en buiten de aderen voortwandelen, zelfs tegen de richting van den bloedstroom in.

Ik moet je nog even vertellen, dat sommige celgroepen, om aan hun bizondere bestemming te voldoen, zo van vorm veranderen, dat ze nauwelijks meer als cellen te herkennen zijn.

Ik zal je nu een paar interessante microscopische preparaten van cellen laten zien.” Uit een doosje neemt hij een paar glaasjes met preparaten, die hij achtereenvolgens onder den microscoop schuift.

„Kijk nu eens naar deze cellen, ’t is een stukje opperhuid. Je ziet, dat de cellen onregelmatige vierhoeken vormen. De membraan is naar buiten toe sterk verdikt en bestaat uit verscheiden lagen. Je kunt je wel indenken, waarom. De huid moet immers een sterken druk van buiten kunnen verdragen en moet ook het daaronder liggende weefsel tegen schadelijke scheikundige werkingen beschermen, b.v. tegen de bijtende en oplossende werking van de zeep bij het wassen. Deze verdikking noemt men de cuticulaire laag. Bij sommige plantenweefsels, b.v. van boombast, zijn de verdikkingen kring- of spiraalvormig en zowel binnenals buitenwaarts gericht. Dan wordt de ruimte binnen den celwand betrekkelijk klein, terwijl kanalen van de celkern naar de buitenste laag van den wand voeren. Bij dit proces blijft soms een bepaalde plaats op den celwand vrij; dan ontstaan de zogenaamde „stippels”, waardoor een verbinding ontstaat tussen naburige cellen, die b.v. vloeistof-communicatie mogelijk maakt.” „Vertel me eens, waar de verschillende huidkleuren bij mensen en dieren en de prachtige kleuren der vlinders en bloemen vandaan komen.” „Ik heb je al verteld, dat in het protoplasma, dat meestal helder en kleurloos is, vreemde lichamen drijven. Je hebt gezien, dat er heel kleine vetbolletjes in het eencellige wezen van het regenwater waren. Meestal bevat het plasma ook stijfselkorrels en korreltjes van de een of andere kleurstof. Dit laatste is b.v. bij de huid van gekleurde rassen het geval. Een gewichtige rol spelen ook de groene korrels in de bladcellen van de planten. Men noemt deze kleurstof chlorophyl en die is onmisbaar voor de ademhaling der plant.

Maar het wonderlijkste is, dat het levende wezen de verdeling van de kleurstoffen in de cellen nauwkeurig regelt.

Bekijk nu eens deze pauweveer. Ze bestaat uit een grijze schacht met duizenden fijne sprietjes, die alle gekleurd zijn. Deze oogvormige tekening met haar groene, donkergele en diep blauwe ringen is samengesteld uit een massa naast elkander groeiende sprietjes en elk sprietje vertoont deze drie kleuren. Hoe wordt toch deze rangschikking geregeld? Welke macht bepaalt den groei van dit sprietje zó, dat de punt groen, het midden blauw en het benedengedeelte geel is, terwijl in het sprietje daarnaast dezelfde kleurencombinatie een weinig verschoven is, maar zodanig, dat ze naast elkander, dit prachtige oog vormen?

We zeggen, dat het „het leven” is, dat in het protoplasma zetelt. Heeft het protoplasma dan wel bewustzijn? Dan is dit een bewustzijn, dat niets met het hersenbewustzijn van het dier te maken heeft, want gedurende den groei van deze veer heeft de vogel allerminst gedacht:,, laat ik nu gele, nu blauwe, nu groene kleurkorreltjes naar de cellen van die veer sturen.” Wij mensen geloven dikwijls niet in wonderen en toch leven wij temidden van de wonderen. De cel, met haar leven en ontwikkeling, is een van de allergrootste wonderen der schepping.” Vol van bewondering nemen we afscheid van onzen leermeester, die ons de ogen voor de wereld van het kleine geopend heeft, en terwijl we op den terugweg over het nieuwe, dat we hebben gezien en gehoord, verder peinzen, maken onze gedachten een reuzensprong, zoals alleen de menselijke gedachten doen kunnen, n.l. van het microscopisch kleine naar het oneindig grote; naar het onbegrensde heelal, waarin onze aarde met. al haar levende wezens maar één enkele cel is, evenals de millioenen sterren, zonnen en planeten.

En dan rijst de vraag in ons op: zullen die cellen ook leven bevatten en zo ja, zal het daar ook gebonden zijn aan het protoplasma, zoals bij ons op de aarde het geval is? Wie weet! Want het leven zelf is een wonderlijk, onbegrijpelijk iets!

Tot zover de kleine cel uit de wereld van het kleine. Ook in de grote wereld speelt de grote cel een rol van betekenis.

Wij verwijzen voor de cellen, waarin de gestraften worden opgesloten, naar het artikel Cellulaire gevangenis.

Over het geheel is cel een kleine woning', een klein vertrek, o.a. van een kluizenaar, kloosterling of gevangene, waarbij alle gedachte aan luxe verbannen is.

Zo worden ook cellen genoemd de vertrekken, die voor de kardinalen zijn gereed gemaakt, wanneer het conclave (kies-vergadering) voor de verkiezing van een Paus bijeen is.

Ook noemt men de waterdichte compartimenten, waarin vele schepen, met name oorlogsschepen, verdeeld worden, wel cellen. Dit celsysteem verhindert, dat het schip bij lek worden zinkt.

Verder is cel het deel van een electrische batterij, dat een element bevat.

< >