Gepubliceerd op 16-11-2020

Kleinste Jager

betekenis & definitie

Stercorarius longicaudus Vieillot 1819. De kleinste der vier Jagersoorten, die in de Lage Landen tamelijk zelden op trek voorkomt.

De soort lijkt echter, vooral in het juveniele kleed, zozeer op de bekendere Kleine Jager ← dat hij daardoor vaak wordt miskend. Het was dan ook de laatste van de vier europese soorten die zijn wetenschappelijke naam kreeg. Het eerste deel van de naam is voortgekomen uit ornithologische vakkringen, niet uit het volk. Zelfs de friese (volks)naam Seefalkje is ws. aanvankelijk niet precies voor deze soort bedoeld: De Vries 1912 geeft Séfalk op als friese naam voor de Kleine Jager (p.90/64). Wickevoort Crommelin et al. (1858) geven "Kleinste jager" (p.220).B&O 1822 noemen deze "De Veest-Meeuw", als mislukte vertaling van de toenmalige wetenschappelijke naam Larus Crepidatus ('op sandalen', naar de zwarte voeten van de juveniele vogel) (de auteurs dachten aan crepitatus <Lat crepitus 'buikwind, veest').

< >