Het element sode- is zeer frequent in ons materiaal. Er bestaat geen absolute zekerheid over de herkomst van dit morfeem.
De meeste taalkundigen neigen ertoe een verband te leggen met Sodom, de bijbelse stad des verderfs, vgl. Genesis 18: 16-19 en 29.
Via sodompieter ontstaat dan met verandering van morfeemgrens sodemieter. In het enquêtemateriaal wordt het overgeleverd in: sodeballen, sodehannes, sodehek, sodejan, sodejanus, sodejen, sodeju, sodeknetter(s), sodeknetterpekker, sodekraai, sodelazer op, sodemejekker, sodemejerre, sodemekasie, sodemekasje, sodemekraai(e), sodemieljaar, sodemieter(s), sodepieten, sodiandakkes. Merijntje Gijzen gebruikt sodeknikker. Al deze vormen fungeren als bastaardvloeken en als interjecties en doen dienst om schrik, verbazing, verontwaardiging, irritatie, woede enz. uit te drukken bij het zien of vernemen van iets ergerlijks, ontzettends, verbijsterends, ongehoords, frustrerends enz.