Gepubliceerd op 23-02-2021

Theodor albert liebner

betekenis & definitie

duitsch godgeleerde (prot.), geb. 1806, werd 1835 hoogleeraar te Göttingen, in 1844 te Kiel, in 1851 te Leipzig en in 1855 eerste hofprediker en ondervoorzitter van het consistorie te Dresden. Eerst wijdde hij zich bijzonder aan de studie der kerkgeschiedenis, als vrucht van welke zijn geschrift Hugo von St.

Victor (1832) verscheen, later meer aan de practisohe en dogmatische godgeleerdheid. 0. a. verscheen van hem op dit gebied Die christl. Dogmatik aus dem ehr ist oio gischen Princip dar gestellt (dl. 1 Christologie, 1849). Sedert 1856 gaf hij met Dorner e. a. de „Jahrbücher für Deutsche Theologie” uit. L. behoorde tot de voornaamste verdedigers der z.g. bemiddelings-theologie. Hij overl. 24 Juni 1871.

< >