Gepubliceerd op 18-03-2021

Sabaeërs

betekenis & definitie

een zuid-arabische volksstam, welke in de oudheid de heerschappij bezat over Yemen. Zoowel het O.

Testament als de grieksche en rom. schrijvers verhalen van de beschaving en den rijkdom van het rijk der S., de kostbare voortbrengselen van hun land, zooals reukwerken, goud, edelgesteente enz., waarmee zij een levendigen uitvoerhandel dreven naar Syrië en Egypte. De S. gingen door voor een welvarend en weelderig volk, zooals ook blijkt uit het bijbelsch verhaal van de koningin van Scheba (Saba), de tijdgenoot© van Salomo. Onder Augustus in 24 v. Chr. onderneemt Aelius Gallus een krijgstocht in het rijk der S.; kort daarop worden de S., wier residentie de stad Marib (Mariaba) was, verdreven door een ander zuid-arabisch volk, de Himjariten (zie ald.). In de 4de eeuw breidde zich door toedoen van keizer Constans ook het christendom in Yemen uit. Van 600 af oefenden de Perzen door hun stadhouders de heerschappij over Yemen uit, totdat het 634 bij het mohammedaansch rijk werd inlijf d. Voor sabeesche taal en letterkunde zie Himjariten.De benaming Sabaeïsme voor sterrendienst berust op een verwisseling der S. met de Sabiërs of Mandeeërs.

< >