duitsch verloskundige, geb. 12 Juli 1778 te Düsseldorf, vestigde zich, na gestudeerd en gereisd te hebben, als geneesheer te Barmen, werd in 1807 buitengewoon en in 1810' gewoon hoogl. in de verloskunde en directeur van de verloskundige kliniek te Heidelberg en overl. aldaar 21 Jan. 1851. Zijn hoofdwerken zijn: lieber den Mechanismus der Geburt (2de uitg. 1822), Das weibliche Bechen (2de uitg. 1850), Lehrbuch der Geburtshülfe für Hebammen (14de uitg. 1889), Zur Methodologie der Geburtshülfe (1848).
Zijn oudste zoon, Herrn. Franz Joseph N., 1810 te Heidelberg geb. en 1851 overl., werd in 1838 buitengewoon hoogl. te Heidelberg en schreef als hoofdwerk: Lehrbuch der Geburtshülfe (8ste uitg. 1871).
Een jongere broeder van dezen, Maxim. N., sedert 1846 privaat-docent in de rechten te Heidelberg, in 1852 overl., maakte zich door zijn Studien über altital. Rechtsleben (1849) bekend.