Werkwoorden vervoegen
appointeren
Tegenwoordige tijd appointeren
Ik appointeer
Jij appointeert
appointeer jij?
U appointeert
Hij/Zij/Het appointeert
Wij appointeren
Jullie appointeren
Zij appointeren
Verleden tijd van appointeren
Ik appointeerde
Jij/U appointeerde
Hij/Zij/Het appointeerde
Wij appointeerden
Jullie appointeerden
Zij appointeerden
Voltooid deelwoord van appointeren
geappointeerd
Tegenwoordig deelwoord van appointeren
appointerend