Gepubliceerd op 02-12-2018

Tijdig

betekenis & definitie

Tijdig - bn. bw. (-er, -st), TIJDIGLIJK, bw. op zijn tijd : hij komt altijd tijdig; tijdige geboorte; juist op zijn tijd; tijdige hulp is dubbele hulp;

vroeg, vroegtijdig : tijdig opstaan; zorg tijdig hier te zijn, dan gaan wij vroeg weg. TIJDIGHEID, v. gepast oogenblik.

< >