Overrompelen (overrompelde, heeft overrompeld), verrassen, onverwachts bespringen, overvallen: eene vesting overrompelen;
— (fig.) plotseling met een voorstel voor den dag komen, dat de ander niet dadelijk weet te weerleggen, te weigeren en zoo goedkeurt, aanneemt;
— (Zuidn.) iem. door groote woorden, brutaliteit, uiterlijk vertoon enz. overbluffen. OVERROMPELING, v. (-en).