Gepubliceerd op 27-09-2018

Middel (2)

betekenis & definitie

Middel o. (-en), wat gebezigd wordt om zeker doel te bereiken, om tot iets te geraken: dat is een voortreffelijk middel om rijk te worden; een probaat middel; geoorloofde, krachtdadige middelen;

alle middelen aanwenden, in ’t werk stellen, al het mogelijke doen om iets te bereiken;
— er is geen middel op, het is onmogelijk er toe te geraken;
— er is geen ander middel;
— door middel van, door gebruik te maken van iets, met behulp van;
— (spr.) het doel heiligt de middelen, als leer aan de Jezuïeten toegeschreven, zie verder doel;
middelen van vervoer;
geen middel van bestaan hebben;
geneesmiddel: neemt hij nog middelen in; een pijnstillend, zweetdrijvend middel;
— middelen, geldmiddelen, rijkdom, aardsche goederen : mijne middelen veroorloven mij dergelijke uitgaven niet; een man van middelen; hij is niet zonder middelen, niet onbemiddeld. MIDDELTJE, o. (-s).

< >