Groot woordenboek der Nederlandsche taal J.H. van Dale (1898) Gepubliceerd op 13-09-2018 Kramen betekenis & definitie Kramen (kraamde, heeft gekraamd), in de kraam komen, bevallen; — de kraam uitliggen. KRAMING v. het kramen. < > Alsjeblieft Dit artikel kreeg je van Ensie cadeau. Wil je ook bijdragen aan toegankelijke kennis? Klik hier en word vriend van Ensie! Gerelateerd Betekenis van Kramen Synoniemen van Kramen Spelling van Kramen Kramen vervoegen Spreekwoorden met Kramen Lukraak woord
