Het begrip kluit heeft 3 verschillende betekenissen:
1. kluit - KLUIT v. (-en), een onregelmatig stuk aarde, klei enz. eene kluit aarde; met de egge worden de kluiten op het land fijngemaakt; eene soort van onregelmatig gevormde turf wij stoken kluiten; brok, klomp eene kluit boter; (fig.) dat zal eene heele kluit geld kosten, heel veel; hij is flink uit de kluiten gegroeid, gewassen, is flink opgegroeid; op de kluiten komen, rijk worden. KLUITJE, o. (-s), kleine kluit, klompje; (spr.) iem met een kluitje in `t riet sturen, iem. met een mooi praatje afschepen; (Z. A.) een kluitje bakken, vertellen, met spek schieten; wie een kluitje heeft, heeft er graag een turfje bij, elkeen tracht het weinige, dat hij heeft, te vermeerderen.
2. kluit - KLUIT m. (-en), hoogpootige snipvogel met forschen romp, en langen zwakken smallen opwaarts gebogen snavel; blauwvoetige strandruiter, sabelbek (recurvirostra avocetta).
3. kluit - KLUIT m. (-en). (Zuidn.) (vroeger) een Fransch of Belgisch koperen muntstuk van 10 centimes; op iets staan kijken als een uil op een kluit, zeer dom staan kijken.