Het begrip klink heeft 2 verschillende betekenissen:
1. klink - KLINK m. (-en), klinkende slag; oorveeg: iem. een klink in ’t gezicht geven.
2. klink - KLINK v. (-en), vallend sluitijzer (aan eene deur): de deur in de klink sluiten, zetten;
— de deur is op de klink, met de klink gesloten; okselstuk onder den arm in hemden enz.; het driehoekige stuk aan den enkel eener kous, soms ook wel van eene andere kleur; (gew.) reet, scheur: dat is eene leelijke klink in uwe jas; (scheepst.) eene soort van beugel; kort, zeer dik stuk ijzer, dat een schip op het laatste oogenblik schoort, voor het van de helling gelaten wordt; (fig.) kontant geld het schaamdeel eener koe; (Zuidn ) aars, gat; iem. een stomp onder zijn klink geven; (fig.) vrouw Trees is eene zotte klink.