HUNKEREN, (hunkerde, heeft gehunkerd), rusteloos verlangen, met ongeduld verlangen: hij hunkert naar roem en eer; zij hunkert om weg te komen; de kinderen stonden te hunkeren voor den speelgoedwinkel; hij hunkert naar klappen, scherts, gezegd van een kind dat zich misdraagt;
— (Zuidn.) hinniken: het paard hunkert. HUNKERING, v. (-en).