Gepubliceerd op 02-09-2018

Gehoed

betekenis & definitie

GEHOED, bn. een hoed ophebbende, inz. zulk een als in de bepaling is uitgedrukt: hooggehoed, witgehoed, zwartgehoed; buiten samenstelling altijd in min of meer schertsenden zin: de heeren waren allen gehoed en gerokt; die aap van een jongen is ook al gehoed.

< >