Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie I
- Insectenpoeder
- Insectenspeld
- Insectensteenen
- Insectivora
- Insectologie
- Inseparabel
- Inseraat
- Insereeren
- Insertie
- Insgelijks
- Insider
- Insidieus
- Insigne
- Insijpelen
- Insimulatie
- Insinuatie
- Insinueeren
- Insisteeren
- Insjouwen
- Inslaan
- Inslachten
- Inslag
- Inslagboek
- Inslager
- Inslaggaren
- Inslapen
- Inslecht
- Inslechten
- Insleepen
- Inslenteren
- Insleuren
- Inslibberen
- Inslijpen
- Inslikken
- Inslingeren
- Inslippen
- Inslobberen
- Inslokken
- Inslonzen
- Inslorpen
- Insluimeren
- Insluipen
- Insluiten
- Insluithaard
- Insluitingsteeken
- Inslurpen
- Insmakken
- Insmeersel
- Insmelten
- Insmeren
- Insmijten
- Insmokkelen
- Insmullen
- Insnappen
- Insnede
- Insneeuwen
- Insnijden
- Insnijdmes
- Insnijdsel
- Insnorren
- Insnuiven
- Insociabel
- Insolatie
- Insolent
- Insolentie
- Insolide
- Insolvent
- Insolventie
- Insoppen
- Inspannen
- Insparen
- Inspatten
- Inspecteeren
- Inspecteur
- Inspectie
- Inspectoraat
- Inspectrice
- Inspelden
- Inspeten
- Inspijkeren
- Inspiratie
- Inspireeren
- Inspit
- Inspitten
- Inspoegen
- Inspoelen
- Insponden
- Inspraak
- Inspreken
- Inspringen
- Insprong
- Inspugen
- Inspuiten
- Inspuwen
- Instaan
- Instaart
- Instal
- Installateur
- Installatie
- Installeeren