Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie G
- Gazel
- Gazellenoogen
- Gazen
- Gazet
- Gazetpapier
- Gazettepraat
- Gazeus
- Gazometer
- Gazon
- Gazonneeren
- Ge
- Geaard
- Geaardheid
- Geaarzel
- Geabonneerd
- Geabonneerde
- Geaccepteerd
- Geaccidenteerd
- Geaccrediteerd
- Geacheveerd
- Geachten
- Geachtheid
- Geaderd
- Geadopteerd
- Geadresseerde
- Geaffecteerd
- Geaggregeerde
- Geagiteerd
- Gealimenteerd
- Gealimenteerde
- Geallieerden
- Gealtereerd
- Geamendeerd
- Geanimeerd
- Geankerd
- Geappeld
- Gearing
- Gearmd
- Gearticuleerd
- Geassocieerde
- Geassorteerd
- Geassureerd
- Geassureerde
- Geautoriseerd
- Geavanceerd
- Geazijnd
- Gebaand
- Gebaar
- Gebaard
- Gebaarde
- Gebaarmaker
- Gebaarmaking
- Gebabbel
- Gebaf
- Gebak
- Gebak(s)mand
- Gebak(s)mand
- Gebakje
- Gebakken
- Gebalanceerd
- Gebalder
- Gebalk
- Geballast
- Gebang
- Gebanvloekt
- Gebaren
- Gebarenkunst
- Gebarenspeler
- Gebas
- Gebauw
- Gebazel
- Gebbe
- Gebbetje
- Gebed
- Gebedel
- Gebedenboek
- Gebedsriem
- Gebeef
- Gebeeld
- Gebeeldhouwd
- Gebeeldwerkt
- Gebeend
- Gebeente
- Gebeft
- Gebeid
- Gebeier
- Gebekt
- Gebel
- Gebeld
- Gebelg
- Gebenedijen
- Gebengel
- Gebergte
- Gebeten
- Gebeteren
- Gebeuk
- Gebeul
- Gebeuren
- Gebeurlijk
- Gebeurlijkheid