Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie D
- Dennetak
- Denning
- Denominatief
- Denonceêren
- Densimeter
- Densiteit
- Departement
- Departementaal
- Departementschef
- Departementsschool
- Departitie
- Depêche
- Dependeeren
- Dependentie
- Depilatoria
- Depolariseeren
- Deponeeren
- Deponent
- Deportatie
- Deporteeren
- Deporthandel
- Depositie
- Deposito
- Deposito-bank
- Depot
- Depotbataljon
- Depouilleeren
- Deppen
- Depreciatie
- Deprecieeren
- Depressie
- Depressiegebied
- Deprimeeren
- Deprivatie
- Deputaat
- Deputatenvergadering
- Deputatie
- Deputeeren
- Der
- Derailleeren
- Derangeeren
- Derde
- Derdedeel
- Derdehalf
- Derdehalfmaster
- Derdemacht
- Derdemachtsvergelijking
- Derdendaagsch
- Derdepart
- Derelictie
- Deren
- Derg
- Dergelijk
- Derhalve
- Derivantia
- Derivata
- Derivatie
- Dermate
- Dermatitis
- Dermatol
- Dermatologie
- Derrie
- Derrieachtig
- Derriebank
- Dertien
- Dertienavond
- Dertiendaagsch
- Dertiendag
- Dertiende
- Dertiendehalf
- Dertienen
- Dertienhonderd
- Dertienjarig
- Dertienmaal
- Dertiental
- Dertienvoud
- Dertienvoudig
- Dertienwerf
- Dertig
- Dertigdaagsch
- Dertigen
- Dertiger
- Dertigjarig
- Dertigmaal
- Dertigponder
- Dertigste
- Dertigtal
- Dertigvoud
- Dertigvoudig
- Dertigwerf
- Derven
- Derver
- Derwaarts
- Derwijze
- Derwisch
- Des
- Desa
- Desaangaande
- Desalniettemin
- Desassimilatie
