Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie O
- Olieslager
- Olieslim
- Oliespuit
- Oliesteen
- Oliesuiker
- Olieton
- Olievet
- Oliezaad
- Oliezoet
- Oliezuur
- Oliezwart
- Olifant
- Olifantachtig
- Olifantenjacht
- Olifantje
- Olifantpijlstaart
- Olifantsbeen
- Olifantsluis
- Olifantsnek
- Olifantstand
- Olifantstromp
- Olifantsvoet
- Oligarch
- Oligarchie
- Oligarchisch
- Oligochronisch
- Oligochronometer
- Oligoklas
- Olijf
- Olijfachtig
- Olijfbak
- Olijfbosch
- Olijfbruin
- Olijfolie
- Olijfschelp
- Olijftak
- Olijfvormig
- Olijven
- Olijvenbosch
- Olim
- Oline
- Olivien
- Olivienkorrel
- Olla podrida
- Olm (1)
- Olm (2)
- Olm (3)
- Olmboom
- Olmboomen
- Olmekruin
- Olmen
- Olmenbosch
- Olmhout
- Olmkruid
- Olmstof
- Olographisch
- Olymp
- Olympia
- Olympiade
- Olympisch
- Olympus
- Om
- Om stoeien
- Oma
- Omagra
- Omakkeren
- Omalgie
- Omarmen
- Omarren
- Ombabbelen
- Ombaksen
- Omballing
- Ombanen
- Ombazuinen
- Ombedelen
- Ombellen
- Omber (1)
- Omber (2)
- Omberaar
- Omberbruin
- Omberdoos
- Omberen
- Ombergezelschap
- Omberkleur
- Omberkrans
- Ombervisch
- Ombervogel
- Ombeuken
- Ombijten
- Ombinden
- Ombindsel
- Omblad
- Ombladen
- Ombladeren
- Omblazen
- Omblijven
- Omblikken
- Ombliksemen
- Ombocht
- Omboel
