ECONOMISCH, bn. bw. spaarzaam, huishoudelijk; economisch te werk gaan, zeer doelmatig, met spaarzaam gebruik van kracht of geld;
— economische geographie, onderdeel der geographie, die de economische ontwikkeling der verschillende streken leert kennen;
— economische politiek, die handelt over de voortbrenging en verdeeling van den arbeid;
— een economisch beginsel, staathuishoudkundig.