BRIJN, v. (gew.) pekel, zout, zilt of brak water;
— zoo zout als brijn, zeer zout;
— (stoomw.) het meest met zouten en andere stoffen bezwangerde deel van het kokende water in een stoomketel, dat óf reeds tot zout is overgegaan óf op ’t punt is dit te doen en aan de oppervlakte zich bevindt;
— (bij ijsmachines) zoutoplossing.