Pekel - v. zoutig vocht: water, waarin zout opgelost is en waarin spijzen voor bederf worden bewaard: vleesch, spek in de pekel leggen, doen, inzouten; een haring uit de pekel, pas uit het vat;
— (spr.) het vleesch goed onder de pekel houden, stevig drinken;
— onaangename toestand, waaruit men haast niet kan komen: in de pekel zitten;
— iem. in de pekel zetten, in het nauw, in de verlegenheid brengen;
— hij is in de pekel blijven steken;
— iem. uit de pekel helpen, hem uit de verlegenheid helpen;
—, o. (fig.) (dicht.) de zee.