AFRONDEN, (rondde af, heeft afgerond), geheel of gedeeltelijk rond maken ; eene schijf op de draaibank afronden; eene scheefhoekige ruit, wier scherpe hoeken een weinig afgerond zijn;
— (vestingb.) de hoeken in het tracé van een vestingwerk vervangen door cirkelbogen;
— straathoeken afronden;
— die arabesken dienen om de figuur bevallig af te ronden, aan te vullen hetgeen aan den ronden vorm ontbreekt;
— (fig.) ’s levens scherpe hoeken worden lieflijk afgerond, rond gemaakt, d. i. schooner, aangenamer;
— (fig.) een afgerond geheel, een volledig geheel, zonder gapingen of leemten;
— een volzin afronden, dien zoodanig inrichten en besnoeien, dat al de deelen met elkander in behoorlijk verband staan en eene volkomen eenheid vormen : een afgeronde volzin;
— de getallen naar boven afronden, er zooveel bijvoegen, dat zij op nullen eindigen.