AFPERSING, v. (w. g.) het afpersen : afpersing van vocht, van eene belofte;
—, (-en), het onwettig afdwingen van iemands geld of goed, de knevelarij van hem die misbruik van zijne overmacht maakt om iem. meer dan billijk is te laten betalen: afpersing wordt met eene gevangenisstraf van ten hoogste negen jaar gestraft, vgl. afdreiging;
— ook hetgeen afgeperst is. b.v. belastingen, diensten enz.