Gepubliceerd op 30-08-2018

Achter

betekenis & definitie

ACHTER, voorz. en bw., het tegenovergestelde van voor : achter een huis, muur;

hij trachtte zijne bedoeling achter schoont beloften te verbergen, door schoone beloften trachtte hij zijne bedoeling te verbergen;
dat ligt reeds achter ons, die tijd is reeds voorbij;
— dat examen hebben we gelukkig achter den rug, hebben we reeds afgelegd, het behoort tot het verleden;
— achter iemand om, achter zijn rug, zoodat hij het niet bemerkt; (fig.) buiten zijn weten;
— daar zit, steekt, schuilt iets achter, t. w. een verborgen zin, eene verborgen bedoeling; -
— achter iets zitten, in het geheim zijne werking of zijn invloed doen gelden; (ook) krachtig bevorderen, in de hand werken;
— wie zit achter de paarden ? wie bestuurt ze ?;
— achter iets komen, iets ontdekken, te weten komen;
— achter iets zijn, het weten, goed kennen of kunnen;
— iem. achter slot, de tralies zetten, gevangenzetten;
— iem. achter de vodden zitten, iem. voortdurend aansporen, streng nagaan;
—hij zal zich achter de ooren krabben, hij zal er berouw van hebben, het zal hem duur te staan komen;
— hij heeft het (ook : ze) achter de ooren, de mouwen, de ellebogen, hij is een veinzaard;
— achter het net visschen, te laat komen, vergeefschen arbeid verrichten, zijne kans verkeken hebben;
— het paard, de paarden achter den wagen spannen, eene zaak verkeerd, averechts aanpakken;
— dat is het paard achter den wagen, geheel verkeerd;
— achter zijn rug, in zijne afwezigheid, buiten zijn weten, achterbaks;
— achter elkander, de een na den ander;
— bw. aan de achterzijde : hij is achter in huis, in den tuin; die tuin is achter breeder dan voor;
— hij is achter, d. i. in de kamer, in de keuken, op de plaats, hierachter, op het privaat, de W. C.; ook: zij liep naar achter;
— (Zuidn.) achter gaan, naar het privaat gaan;
— uw horloge is achter, d. i. bij den (werkelijken) tijd ten achteren;
—ten achter of ten achteren zijn, raken, in achterstand zijn, raken.

< >