ACHTERAAN, bw. aan den achterkant, aan het achtereinde: achteraan in de zaal;
— een sjees met een paard achteraan, Tlak er achter;
— mij wandelden kalm, achteraan, achter de anderen;
—(spr.) het hinkende paard komt achteraan, de moeilijkheden komen later.
(Staat achteraan, als bloote plaatsbepaling bij een ww., dan blijft het ervan gescheiden : achteraan blijven, achteraan staan, achteraan sluipen, achteraan plaatsen enz. Wordt een onz. ww. van beweging, met achteraan verbonden, als bedr. opgevat en met den 4den n. gebruikt, dan vloeien de beide begrippen ineen en er ontstaat een samengesteld ww. achteraanloopen, achteraanrennen enz., die men naar goedvinden kan vermeerderen en die niet behoeven opgenomen ol verklaard te worden. Wordt het begrip van achteraan zoodanig met dat van het ww. ineengesmolten, dat er eene nieuwe opvatting ontstaat die uit de bloote vereeniging der beide deelen niet onmidddellljk voortvloeit, dan verdienen deze eigenlijke samenstellingen opzettelijke vermelding. Zoo is er onderscheid in bet. tusschen achteraan blijven en achteraanblijven enz.).