ACCORDEEREN, (accordeerde, heeft geaccordeerd), overeenkomen, overeenstemmen;
— met elkander goed overweg kunnen;
— bewilligen, toestaan;
— een vergelijk treffen met een schuldenaar die niet kan betalen;
— vergelijken (van rekeningen);
— (muz.) welluidend samenklinken (van tonen);
— (schild.) schaduw- en licht goed verdeelen, eenheid en overeenstemming in zijne schilderijen brengen.