Het begrip overweg heeft 2 verschillende betekenissen:
1. overweg - overweg - m. weg over een anderen heen, inz. plaats waar een weg den spoorweg kruist en er over gaat: aan alle overwegen moeten slagboomen geplaatst worden. OVERWEGJE, o. (-s).
2. overweg - overweg - bw. met tem. overweg kunnen, kunnen omgaan; kun je met de nieuwe schrijfmachine al overweg ?, kun je ze al behoorlijk gebruiken ?; (scherts.) hij kan er mee overweg, hij kan goed eten (of drinken).