(weekte, heeft en is geweekt),
1. (overg.) zacht maken door bloot te stellen aan, te leggen in een vloeistof: stokvis, bonen, erwten weken; die oude vrouw weekt haar brood; — in het water lenig laten worden: tenen, leer weken; — roten : vlas, hennep weken; — (onoverg.) week worden: de stokvis ligt te weken;
2. laten uittrekken (b.v. het zout uit haring enz.).