Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Paap

betekenis & definitie

(<Gr.) m. (papen),

1. R.-K. geestelijke (sedert -de Hervorming als schimpwoord opgevat).
2. scheldnaam voor een Rooms-Katholieke: papen en geuzen.
3. (bij grondwerkers) spekdam, elk der vierkante aarden zuiltjes die men bij graafwerk laatst aan, om de hoeveelheid uitgegraven aarde te kunnen nagaan.
4. (lakenwev.) ben. voor de trap vormige strepen op het laken, die bij het scheren ontstaan, wanneer de schaar een weinig te snel bewogen wordt.
5. stempel op het ondervlak van een ponshamer.

< >