Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Omzwerven

betekenis & definitie

I. (zwierf om, heeft omgezworven), zwervend omgaan of zich her- en derwaarts begeven, omdolen, omdwalen, eig. en fig.: langs alle kusten omzwerven; na lang genoeg omgezworven te hebben, heeft hij zich hier gevestigd; wij zwerven op deze aarde om; in de bossen omzwerven; gij behoort nog niet tot de onzen, nog zwerft gij om in de kronkelpaden des ongeloofs; — (van zaken) her- en derwaarts gezonden worden: meer dan acht weken lag er, na veel omzwervens, aan mijn tegenwoordig logement een pakket brieven;

II. (omzwierf, heeft omzworven), (dicht.) zwervend omgeven.

< >