(dwaalde om, heeft omgedwaald),
1. (binnen zekere ruimte) her- en derwaarts gaan, omzwerven : hij dwaalde om langs de heide; het dier dwaalt om door de wei;
2. zich in onzekerheid her- en derwaarts richten, de aandacht over allerlei onderwerpen laten gaan: met zijn gedachten in het verledene omdwalen.